Kwaliteitsbewaking van nevenproducten 1999 Onderzoek naar voederwaarde en kwaliteit van nevenproducten

Het is voor de Nederlandse suikerindustrie en producenten van alcohol van belang te weten of de door deze fabrieken geproduceerde veevoederproducten voldoen aan de samenstelling en aan de eisen gesteld aan ongewenste stoffen en producten. Uit het onderzoek in 1999 bleek dat de analyseresultaten van monsters gedroogde pulp, perspulp en bietenstaartjes, goed overeen kwamen met de gegevens zoals die in de CVB-Veevoedertabellen staan.

Kwaliteitsonderzoek 1999 Beschadigingsgevoeligheid van bieten

De pendulumindex is een maat voor de elasticiteit. De verschillen in suikerbieten worden in de praktijk sterk bepaald door de condities van de grond en door de afmetingen van de biet. Het staat echter los van de invloed die weefseleigenschappen, zoals merggehalte en elasticiteit, op de gevoeligheid voor breuk kunnen hebben. De correlatie van deze eigenschappen met puntverlies was significant. Vervolgonderzoek zal gericht moeten zijn op het verkleinen van de variabiliteit van de uitkomsten van de gebruikte methoden.

Kwaliteitsonderzoek 1999 Mogelijkheden van nabij-infraroodapparatuur (NIR) bij de kwaliteitsbepaling van suikerbieten

Op basis van het onderzoek gedurende de afgelopen jaren kan worden geconcludeerd dat NIRS toepasbaar is voor de bepaling van droge stof, suiker en merg in de brij. Met de huidige apparatuur is het echter niet mogelijk om alfa-aminostikstof en WIN betrouwbaar in brij te bepalen. Het onderzoek in 1999 toont aan dat dit wellicht wel mogelijk is in perssap.

Kwaliteitsonderzoek 1999 Kwaliteitsanalyses van bieten geteeld onder diverse omstandigheden

De beoordeling van de interne kwaliteit van suikerbieten vindt in Nederland plaats op basis van het suikergehalte en WIN. Hierbij is het gehalte aan suiker, K+Na en alfa-aminostikstof in de biet van belang. In 1999 is op twee proefvelden het effect van de raskeuze en zaaiafstand bepaald. Daarnaast is ook onderzoek verricht naar de samenstelling van diverse bietdelen. Hieruit blijkt dat de kwaliteit van de kop aanzienlijk slechter is dan die van de wortel + hals. Bladsteelresten hebben een zeer negatief effect op de suikerwinning.

Milieukritische stoffen 1999 Aanwezigheid en de aan- en afvoer van milieukritische stoffen bij akkerbouwgronden

In 1999 zijn de consequenties van de aanpassing van het Bouwstoffenbesluit onderzocht. Dit heeft geleid tot aanpassing van de toetsing voor schone grond, zoals vastgelegd in de Vrijstellingsregeling samenstellings- en immissiewaarden Bouwstoffenbesluit. De gehalten van milieukritische stoffen voor certificering van aardappel- en bietengrond zijn door de Commissie Aardappel- en Bietengrond (CAB) op basis van normale achtergrondwaarden van de Nederlandse akkerbouwbodems geformuleerd.

Teeltonderzoek 1999 Diagnostiek

In 1999 werd in de loop van de zomer voornamelijk op de zandgronden, naast rhizoctonia, regelmatig natrotverschijnselen waargenomen. Waarschijnlijk werd dit vaak secundair door fusarium veroorzaakt. Een aantal inzendingen betrof lage suikergehalten bij gebruik van rhizomanieresistente rassen. In het merendeel werd het rhizomanievrius gevonden, maar er waren ook gevallen van het bietenbodemvirus (BSBV). Ingezonden monsters met het verzoek om identificatie van bladvlekken betrof in de meeste gevallen Cercospora beticola. Bij de vroege inzendingen was het uitsluitend de bacteriële bladvlekkenziekte Pseudomonas spp, die weinig schade veroorzaakt. Eén zeldzame aantasting is gevonden in Wijnandsrade, waar de penwortel van beneden af werd aangevreten, wat in het uiterste geval een holle wortel opleverde. De aantasting leek het meest op die van een woelrat.

Bladvlekkenziekten 1999 Ontwikkelen van een model tot bestrijding van Cercospora beticola in suikerbieten

Sinds 1998 wordt gewerkt aan de ontwikkeling van schadedrempels voor cercospora en vanaf 1999 aan een verfijning van deze drempels. Doel is om het fungicidengebruik te minimaliseren en tevens te optimaliseren. Vooraf gedefinieerde schadedrempels, met als extreme een onbehandeld object en een object volgens kalender spuiten, zijn overgenomen uit Duitsland. Als fungicide was gekozen voor een nog niet toegelaten middel uit de groep triazolen. De beginaantasting op de proefvelden te Maasbree en Toldijk was respectievelijk op 15 en 22 juli. Op het proefveld Toldijk werden geen grote verschillen in aantasting gevonden tussen de schadedrempels. Op het proefveld Maasbree veroorzaakte een flinke aantasting door cercospora een verschil in suikergewicht van 20% tussen de beste en slechtste behandeling.

Bodemgebonden schimmelziekten 1999 Beheersen van Rhizoctonia solani met resistente rassen, fungiciden, vanggewassen en antagonisten

In 1999, werd op een proefveld in Ruurlo rhizoctoniaresistente rassen en fungiciden in pillenzaad getoetst. Bij de experimentele rassen FC 709-2 en FC 705-1 werd een slecht plantbestand mede veroorzaakt door een slechte kiemkracht en een slechte verzaaibaarheid. Het ras FC 709-2 is het meest resistent, maar heeft een te laag suikergehalte om voor de praktijk van waarde te zijn. Een toevoeging van IRS 632 aan het pillenzaad veroorzaakte weliswaar een tragere veldopkomst, maar resulteerde in een hoger plantbestand en monder aantasting. Zo gaf het rhizoctoniaresistente ras Laetitia met toevoeging van IRS 632 op proefvelden te Bergen op Zoom en Sterksel het hoogste suikergewicht. Op proefvelden met kunstmatige besmetting met isolaten van verschillende herkomst werden vanwege een te lage ziektedruk geen resultaten verkregen. De schimmel Verticillium biguttatum gaf alleen in kasexperimenten een rhizoctonia-onderdrukkend effect. In 2000 komt het toetsgewas bieten op het perceel en worden eventuele effecten bekend.

Bodemgebonden schimmelziekten 1999 Identificatie en detectie van Rhizoctonia solani

De bodemschimmel Rhizoctonia solani vormt in toenemende mate een bedreiging voor de bietenteelt. Door de complexiteit van de schimmel is het van belang om te weten welke anastomosegroepen suikerbieten aantasten en welke andere gewassen ook waardplanten zijn voor de ‘suikerbietengroep’. Uit proefvelden werden isolaten van R. solani verkregen van aangetaste suikerbieten. De meerderheid van deze verzamelde isolaten bleek tot R. solani AG 2-2IIIB te behoren. Deze schimmel heeft de gewassen mais, waspeen, schorseneer als waardplant. Een voorlopige conclusie is dat, om rhizoctonia efficiënt te kunnen aantonen, er in een gewasperiode bemonsterd dient te worden. In 2000 zal dit verder onderzocht worden.

Virusziekten 1999 De vergelingsziektewaarschuwingsdienst

Door een waarschuwingsdienst worden bestrijdingsmaatregelen alleen dan getroffen wanneer deze op basis van de populatieopbouw ook werkelijk nodig zijn. Bestrijding van luis wordt niet meer uitgevoerd volgens de kalender bespuitingen, waardoor bespuitingen gereduceerd kunnen worden. Aangezien de overwintering in 1998-1999 van virusoverdragende luizen zeer beperkt was, is besloten pas op 25 mei met de tellingen te beginnen. Op 27 mei, 17 juni en 23 juni een waarschuwing uitgegaan voor zuid Nederland en geheel Nederland. Bietentelers worden gewaarschuwd om percelen waarop geen Gaucho of Temik was toegepast te controleren en zonodig bestrijdingsmaatregelen te treffen.

Nematoden 1999 Toetsing op en beoordeling van gecombineerde resistentie tegen bietencysteaaltjes en rhizomanie

Door een toename van menginfecties met rhizomanie, zal de vraag naar gecombineerde resistentie bietencysteaaltjes/rhizomanie sterk toenemen. Van een proefveld met plaatselijk wat rhizomanie en een lage aaltjesbesmetting was er nauwelijks invloed op de productie waar te nemen. Onder deze omstandigheden wijkten rhizomanieresistente rassen niet af van rassen met nematodenresistentie. De dubbelresistente rassen kwamen echter wat lager uit. Op een zwaar met bietencysteaaltjes besmet perceel hadden de rassen met enkelvoudige nematodenresistentie, samen met het dubbelresistente ras Paulina, de hoogste suikeropbrengsten. Op andere proefvelden kon geen aantoonbare verschillen worden waargenomen. Blijkbaar werd onder ideale omstandigheden voor de groei bij een besmetting van 800-1800 eieren per cc grond met bietencysteaaltjes geen schade van betekenis veroorzaakt.