Mechanisatie 2000 Oogsttechnieken

In 2000 is in samenwerking met het KBIVB onderzoek uitgevoerd naar tarrareductie. Tarravermindering door een gladdere bietvorm is mogelijk. Een drastische reductie van 50% of meer is echter niet haalbaar met de beproefde hybriden. Een nadeel van de nieuwe hybriden was het hoger schieters percentage. Met sloffenlichters was de hoeveelheid grondtarra gemiddeld 20% minder dan bij de aangedreven rooischaren. Bietverliezen stijgen snel als de diepteregeling niet goed functioneert. Ook is getracht om met een wasinstallatie de grondtarra te reduceren. Door beperkte capaciteit, te hoog waterverbruik en bietverlies kon de techniek niet aan de eisen voldoen.

Mechanisatie 2000 Voorjaarsmechanisatie

Gerekend over 1999 en 2000 beïnvloedt de vorm van het kouter het verschijnsel van scheve of horizontale groei van suikerbieten. Kouters uit één geheel, die toegepast worden in zaaimachines van het merk Hassia, kunnen het percentage scheef of horizontaal groeiende bieten verminderen ten opzichte van kouters met een verwisselbaar mes. Een verklaring van het koutereffect zou kunnen zijn dat het kouter met het verwisselbare mes een gleuf van 2 mm maakte net onder de zaaivoor.

Teeltonderzoek 2000 Biologische suikerbietenteelt

Op een perceel met gangbaar teeltsysteem te Lelystad werd een proefveld aangelegd met biopillenzaad. Er werden bespuitingen uitgevoerd met het product IRS 645 op verschillende tijdstippen en tussenteelt van spinazie. Door de aantasting van het bietenkevertje bleven in het object pillenzaad behandelt met imidacloprid 72.000 planten per hectare staan. Alle andere behandelde objecten, inclusief IRS 645, bleken met 40.000-45.000 planten per hectare niet betrouwbaar af te wijken van het onbehandelde object. De spinazie had zich goed ontwikkeld en hierop zijn vele bietenkevertjes aangetroffen. Hieruit blijkt dat bespuitingen met IRS 645 en tussenteelt van spinazie onvoldoende bescherming bieden.

Teeltonderzoek 2000 Invloed van rastype en plantaantal op interne en externe kwaliteit van suikerbieten

De uitbetaling van suikerbieten is de laatste jaren sterk gewijzigd. Vooral de mate van de interne en externe kwaliteit worden zwaarder verrekend. Nog steeds voldoet het huidige advies van 80.000 planten per hectare voor de optimale financiële opbrengst. Bij alle grondsoorten en rassen stijgt de interne kwaliteit en daalt de externe kwaliteit bij een toenemend plantaantal. Bij de onderzochte rassen was het optimale plantenaantal niet rasafhankelijk. Uitgesplitst naar grondsoort was het gevonden optimale plantaantal ongeveer 74.000 planten per hectare voor zavel-en kleigronden en ongeveer 80.000 voor zand- en dalgronden.

Groeiverloop 2000 Opbrengstprognose

Het groeimodel SUMO (SUikerbietenMOdel) wordt gebruikt om een prognose te geven van de totale hoeveelheid te produceren witsuiker en melasse in Nederland en van landelijk en regionaal te verwachten suikeropbrengst en -kwaliteit. In 2000 was de voorspelde hoeveelheid witsuiker nagenoeg gelijk aan de uiteindelijke geproduceerde hoeveelheid. De voorspelling van de wortelopbrengst was 5% te hoog en die van de suikeropbrengst slechts 1%. Landelijk bleken de prognoses nauwkeuriger dan regionaal.

Onkruidbestrijding 2000 Chemische onkruidbestrijding

Veranderingen in het beschikbare middelenpakket vereisen onderzoek. In dit project zijn niet alle onderzoeksresultaten getoond. Onderzoek naar nieuwe en bestaande middelencombinaties wees uit dat de onkruiden bingelkruid, hondspeterselie en kleefkruid het beste bestreden kunnen worden door combinaties met Safari. Het effect van combinaties met daarin metamitron en/of Lontrel op de bestrijding van veelknopigen is iets beter. Van de drie nieuwe middelen in onderzoek was er geen één die alle bovengenoemde onkruiden kon bestrijden. De zogenaamde ‘dims’ (bijvoorbeeld cycloxydim) gaven voor het derde achtereenvolgende jaar een betere bestrijding van duist dan de zogenaamde ‘fops’ (o.a. fluazifop-P-butyl). Na twee jaar onderzoek met MLHD en één jaar met GEWIS kan geconcludeerd worden dat doseringsverlaging mogelijk is, maar dat bij suikerbieten niet gerekend moet worden op een opbrengstverhoging.

Bodem- en bemestingsonderzoek 2000 Kaliumbemesting

Uit de resultaten van acht kalium-stikstof-interactieproefvelden, aangelegd in de jaren 1988 en 1989, bleek dat de positieve reactie van het wortelgewicht en het suikergehalte op een kaliumbemesting onafhankelijk was van de hoogte van de bodemvoorraad (K-getal). Op de drie in 2000 aangelegde proefvelden, op zavel- en kleigrond met een hoog K-getal, resulteerde een kaliumgift in het voorjaar gemiddeld in een circa 3 ton per hectare lager wortelgewicht en een wat hoger suikergehalte. De WIN werd niet aantoonbaar beïnvloed.

Bodem- en bemestingsonderzoek 2000 Stikstofbijmesting

Van alle voedingsstoffen heeft stikstof de grootste invloed op de opbrengst en interne kwaliteit van de bieten. Het is dan ook van groot belang dat de bietentelers de bieten zo optimaal mogelijk met stikstof bemesten. In dit onderzoek is nagegaan of overvloedige neerslag in het groeiseizoen op zandgrond leidt tot stikstofverliezen. De overvloedige neerslag (180 mm) werd gerealiseerd door beregening. Deze extra aanvoer van water had geen aantoonbare invloed op de Nmin-hoeveelheden in de grond en de stikstofopname door het gewas. De interne kwaliteit (suikergehalte en WIN) verslechterder echter wel. Deling van de stikstofgift had geen invloed op de wortelopbrengst en interne kwaliteit.

Zaad- en kiemplantbescherming 2000 Beheersing van bodemschimmels

Vooral op lichte gronden en bij toepassing van nauwe rotaties zijn de bodemschimmels aphanomyces en rhizoctonia moeilijk beheersbaar. De invloed van vruchtwisseling en grondontsmetting op aphanomyces is groot. Een 1/5 rotatie leverde in 2000 10% meer suiker per hectare op dan de rotatie met 1/3 suikerbieten, terwijl een natte grondontsmetting 13% meer suiker per hectare opleverde. Het effect van grondbehandelingen met fungiciden is groot. Een hoge dosering van hymexazool in de pil gaf vrijwel een volledige bescherming van zaailingen tegen aphanomyces. Een grondbehandeling met IRS 643, een biologisch middel, gaf geen enkel effect.

Zaadonderzoek 2000 Gewasbeschermings-middelen toegevoegd aan ingehuld zaad

Ter bestrijding van schimmels en insekten worden aan ingehuld bietenzaad gewasbeschermingsmiddelen toegevoegd. De effectiviteit waarmeee schimmels en insekten worden bestreden, hangt onder andere af van de formuleringen en hoeveelheden waarin middelen worden toegevoegd en eventueel het pilleerprocédé. De Zaadcommissie van de Nederlandse suikerindustrie heeft op basis van onderzoeksresultaten de te analyseren hoeveelheden van de toegevoegde gewasbeschermingsmiddelen vastgesteld. Van de 80 praktijkpartijen die geanalyseerd zijn door het IRS, voldeden zes partijen niet aan de gestelde normen. Uit de ringtest bleek dat de gevonden resultaten voor herhaalbaarheid en reproduceerbaarheid op hetzelfde niveau lagen als in voorgaande jaren van onderzoek.

‘Nieuwe’ ziekten in suikerbieten

De laatste 25 jaar hebben we in Nederland ziekten in de bieten gekregen, waar we voor die tijd geen problemen mee hadden. Mogelijke oorzaken daarvan zijn: verschuiven bietenteelt naar ‘nieuwe gebieden’, landbouwmechanisatie, meer gesleep van landbouwproducten, organische mest en global warming. Door het inzetten van resistente rassen zijn er goede oplossingen voorhanden.