Vragen
Vragen
Hoe is het eerste jaar als voorzitter Akkerbouw van LTO Nederland bevallen?
Heel goed. De akkerbouw is een prachtige sector om voor te werken met uitstekende ondernemers, sterke ketens en een goed toekomstperspectief. Maar er zijn ook grote uitdagingen waar we ons als vakgroep akkerbouw voor inzetten in het belang van onze leden.
Wat zijn de grootste uitdagingen waar de Nederlandse akkerbouwer voor staat?
Ik zie twee grote uitdagingen: het op peil houden van de bodemvruchtbaarheid in relatie tot de (te) strenge gebruiksnormen is er daar één van. Organische stof speelt hierbij een cruciale rol, ook als het gaat om plantgezondheid, vermindering van af- en uitspoeling van gewasbeschermingsmiddelen, en koolstof vastlegging in het kader van het klimaatvraagstuk.
Akkerbouwers kunnen hier een oplossing bieden. Het wordt tijd dat ook de overheid dat erkent en daar in het beleid meer ruimte voor maakt. Ook op het gebied van gewasbescherming ligt er een grote uitdaging. Afnemers worden steeds kritischer en maatschappelijk en politiek is er voortdurend discussie over de inzet van chemische gewasbeschermingsmiddelen. Terecht of niet terecht, maar we zullen er mee moeten dealen.
Als akkerbouwers en de akkerbouwketens zullen we strategische keuzes moeten maken naar de toekomst toe en zelf de regie moeten pakken. Met de Brancheorganisatie Akkerbouw zijn we hier mee aan de slag.
Innovatie en communicatie moeten hand in hand gaan om deze discussie in ons voordeel om te buigen.
U heeft als beleidsadviseur bijna 12 jaar voor LTO Nederland op plantgezondheidsgebied gewerkt. Wat heeft dat opgeleverd voor de Nederlandse akkerbouwer?
We hebben in die periode als akkerbouwers de milieubelasting door de inzet van gewasbeschermingsmiddelen met ongeveer 90% teruggebracht.
Dat is een prachtige prestatie. Als LTO hebben we daarbij de regelgeving werkbaar weten te houden met behoud van een effectief middelenpakket.
Dat heeft akkerbouwers in staat gesteld om schone en hoogwaardige kwaliteitsproducten te telen en hoge opbrengsten te realiseren.
Wat zijn de consequenties van het beëindiging van de suikerquotering per 30 september 2017 voor de gewasbescherming?
De concurrentie op de internationale suikermarkt zal toenemen.
Wanneer je toegevoegde waarde wilt realiseren als Nederlandse suikersector en interessant wilt blijven voor grote internationale afnemers, dan zul je moeten inspelen op duurzaamheid.
Een nog schonere en groenere gewasbescherming zal in dat kader steeds belangrijker worden.
In hoeverre is het huidige pakket chemische en biologische middelen toereikend voor een gezonde suikerbietenteelt in Nederland, nu en in de toekomst?
Het huidige pakket staat onder druk. Denk aan de neonicotinoïdendiscussie, maar ook nieuwe regels voor hormoonverstorende stoffen kunnen het middelenpakket voor de bestrijding van schimmelziektes gaan bemoeilijken. De suikerbiet heeft de laatste tijd een forse opbrengstverbetering laten zien. Er ligt nog een grote uitdaging voor kwekers om bietenrassen te ontwikkelen die een veel grotere resistentie tegen bladvlekkenziektes hebben.
Wat is uw mening over de fusiegolf die plaatsvindt tussen leveranciers van gewasbeschermingsmiddelen? Wat zijn de consequenties voor de telers?
Ik ben er niet gerust op. De concurrentie neemt af en dat vertraagt de innovatie. De combinatie van zaden en gewasbeschermingsmiddelen en bij sommige bedrijven ook data in één hand vind ik ongewenst. Als boer en in het verlengde daarvan als voedselconsument worden we daarvoor veel te afhankelijk van enkele grote wereldspelers.
Op welke terreinen valt er volgens u nog veel te bereiken als het gaat om gewasbescherming?
Vooral in de veredeling. Met nieuwe veredelingstechnieken kunnen we veel sneller dan voorheen resistenties in gewassen inbrengen. Het wordt tijd dat ook in Europa daar meer ruimte voor komt in de regelgeving. Ook op het gebied van precisielandbouw en vergroening van het
middelenpakket is nog winst te halen, maar de grootste slag moet in de veredeling gemaakt worden.