10.4 Bladschimmels

Versie: maart 2023

10.4 Bladschimmels
10.4.1 Cercospora
10.4.2 Ramularia
10.4.3 Roest
10.4.4 Meeldauw
10.4.5 Stemphylium (ˈgele vlekjesˈ)
10.4.6 Herkenning van bladschimmels
10.4.7 Beheersing bladschimmels
10.4.7.1 Keuze van het perceel en ras
10.4.7.2 Infectiewaarden cercospora en stemphylium
10.4.7.3 Bespuitingen
10.4.7.4 Voorkom resistentievorming
10.4.8 Werking bladschimmelwaarschuwingsdienst

In de loop van het groeiseizoen kunnen bladeren van suikerbieten door verschillende blad­schimmels worden aangetast. Hoe zwaarder de aantasting, hoe meer loof voor de productie van suiker verloren gaat en hoe groter de schade. Dit hoofdstuk gaat in op de diverse bladschimmels (10.4.1 t/m 10.4.5), de herkenning ervan (10.4.6), hun bestrijding met aandacht voor het voorkomen van resistentievorming bij de schimmel en in geval resistentievorming is opgetreden (10.4.7) en de bladschimmelwaarschuwingsdienst (10.4.8).

10.4.1 Cercospora

Afhankelijk van de weersomstandigheden, verschijnen vanaf begin/midden juli de eerste vlekjes veroorzaakt door de bladschimmel cercospora op de volgroeide bladeren. Deze vlekjes kunnen worden veroorzaakt door Cercospora beticola en Cercospora apii. Op basis van de vlekjes zijn deze twee schimmelsoorten niet van elkaar te onderscheiden. De vlekjes van beide schimmels zijn 1 tot 3 mm in doorsnee en hebben een donkere, bruinrode tot paarsachtige, rand (figuur 10.4.1). De vlekjes lijken ook sterk op bladvlekken veroorzaakt door de bacterie pseudomonas (zie paragraaf 10.8.1), echter de vlekjes van pseudomonas kunnen rond of onregelmatig van vorm zijn en een zwartbruine of roodachtige kleur hebben, waar de vlekjes van cercospora daarentegen rond en grijs zijn met een donkere roodpaarse rand. Bij warm vochtig weer ontstaan middenin die vlekjes, vooral aan de onderkant van het blad, zwarte puntjes omgeven door een grijze viltlaag. Dit zijn de sporendragers met daarop de witte sporen van de schimmel. De aantasting kan zich snel uitbreiden over het blad en over het perceel. De optimale temperatuur voor cercospora is 15-30°C en een hoge luchtvochtigheid van >95% in het gewas. De sporen van cercospora worden door regen en wind verspreid en kunnen enkele jaren op gewasresten in de grond overleven. Uit onderzoek blijkt dat ongeveer 10% van de cercosporasporen langer dan 22 maanden na de oogst van het bietengewas nog steeds vitaal zijn. Daardoor is de schimmeldruk vaak hoger op:

  • percelen waar biet-op-biet is gezaaid;
  • percelen met veel onkruidbieten;
  • percelen met een nauwe gewasrotatie met suikerbieten (1 op 4 of nauwer);
  • een perceelsgedeelte waarop in het voorgaande jaar een bietenhoop lag;
  • perceelsranden waar bieten naast een zwaaraangetast bietenperceel van vorig jaar staan. Op deze percelen (perceelsdelen) vindt men vaak de eerste aantasting. Deze eerste aantasting kan zich onder gunstig weer voor de schimmel snel uitbreiden over de rest van het perceel.

A rock in the water Description automatically generated with low confidence

Figuur 10.4.1 Een vergrote opname van een cercosporavlekje. In het midden zijn duidelijk de witte sporen zichtbaar. Ze staan op donkere sporen­dragers. Met de loep zijn ze als zwarte stipjes te zien.

Als er zoveel vlekjes komen dat ze in elkaar overlopen, verdort het blad. Dit leidt tot vorming van nieuw blad en daardoor verlies van suiker. Opbrengstderving, veroorzaakt door cercospora, kan oplopen tot 40%. Om schade te voorkomen is een fungicidenbespuiting bij de eerste vlekjes het meest effectief en efficiënt; zie hiervoor paragraaf 10.4.7 en 10.4.8.

Cercospora kan resistent of verminderd gevoelig worden voor de actieve stoffen in de fungiciden. Dit betekent dat de fungiciden minder goed werken tegen de schimmel en dat de aantasting na een bespuiting (sneller weer) toe zal blijven nemen. Zo zijn er in Nederland cercospora-isolaten gevonden die resistent zijn tegen strobilurinen, ook zijn er isolaten gevonden die verminderd gevoelig bleken te zijn voor triazolen (zie project 12-12 in het jaarverslag van 2012 en de publicatie van het onderzoek in 2018). Ondanks eventuele resistentievorming tegen de fungiciden is beheersing van cercospora nog steeds mogelijk door het:

  • kiezen voor rassen met een zo hoog mogelijke bladgezondheid cercospora. Zie hiervoor het Rassenbulletin;
  • inzetten van Charge (3 L/ha) of Microthiol Special Liquid (5 L/ha) wanneer de eerste keer de som van de infectiewaarden van de bladschimmelsensor van de afgelopen twee dagen op het perceel groter of gelijk aan zes is;
  • spuiten met een fungicide zodra de allereerste vlekjes in het gewas verschijnen en dit te herhalen wanneer er nieuwe vlekjes bijkomen;
  • vermijden van middelen met een strobilurine bij de eerste bespuiting;
  • goed afwisselen van de beschikbare fungiciden (afwisselen van middelen en afwisselen binnen de groepen van actieve stoffen) bij opeenvolgende bespuitingen;
  • eventueel toevoegen van Promotor als hulpstof voor betere opname fungiciden;
  • mixen van de volle dosering van twee verschillende fungiciden (twee verschillende triazolen of een triazoolhoudend fungicide met 3 L/ha Microthiol Special Liquid (niet na juli)) bij de eerste of tweede bespuiting;
  • gebruiken van de infectiekansen om de effectiviteit van de bladschimmelbeheersing te verbeteren.

Zie voor meer informatie over de bladschimmelbeheersing paragraaf 10.4.7 en de publicaties van het onderzoek in 2018, 2019, 2020 en 2021.

10.4.2 Ramularia

Deze bladschimmel infecteert de bladeren van de suikerbiet bij koele omstandigheden (16-18°C). Voorwaarde voor deze schimmel is een luchtvochtigheid van >95% in het gewas. Door deze koele en vochtige omstandigheden treedt de aantasting vaak pas later in het seizoen op, soms eerder bij een koele zomer. De opbrengstderving bij zware aantasting kan 10 tot 15% bedragen.

De sporen van ramularia (Ramularia beticola) verspreiden zich met wind en regen. Na infectie vormen zich op de oudere bladeren onregelmatige lichtbruine vlekken met een doorsnede van 1 tot 3 cm (figuur 10.4.2). Bij zware aantasting lopen de vlekken in elkaar over en verdort het blad. De sporen kunnen op gewasresten beperkte tijd in leven blijven en in de grond tot twee jaar overleven.

Om schade te voorkomen is een fungicidenbespuiting bij de eerste vlekjes het meest effectief en efficiënt; zie hiervoor paragraaf 10.4.7 en 10.4.8.

Figuur 10.4.2 Een vergrote opname van een ramulariavlekje. In het midden zijn duidelijk de witte sporenhoopjes zichtbaar. Ze zijn met een loep ook zichtbaar als witte puntjes.

10.4.3 Roest

Roest (Uromyces betae) komt vaak voor in jaren, waarin het bietenblad lang nat blijft door lange dauwperioden en veel regen. De optimale temperatuur is 15-22°C. Roest is gemakkelijk te herkennen aan de kleine, roestbruine puistjes op het blad, van circa 0,5 tot 1,5 mm groot (figuur 10.4.3). Hierin zitten de sporen. Soms kleurt het blad rondom het puistje geel. De schimmel overwintert op gewasresten en onkruidbieten. Ruim deze zoveel mogelijk op om aantasting in het volgende jaar zo veel mogelijk te beperken. Bij zware aantasting door roest kan de schade 5 tot 10% bedragen. Om schade te voorkomen, is een fungicidenbespuiting bij de eerste vlekjes het meest effectief en efficiënt; zie hiervoor paragraaf 10.4.7 en 10.4.8.

Figuur 10.4.3 Zware aantasting door roest. Over het hele blad zijn
duidelijk de roestbruine, kleine puistjes zichtbaar.

10.4.4 Meeldauw

Echte meeldauw (Erysiphe betae) treedt in de zomer op bij droog (luchtvochtigheid 30-40%) weer en hoge temperaturen (25-30°C). Bij een vroege en zware aantasting kan de schade 5-10% bedragen. Bestrijden van meeldauw is dan ook zeker zinvol. Meeldauw is te herkennen aan een witte stofachtige poederlaag op de bladeren (figuur 10.4.4). Het blad van de bieten­planten ziet er dan dofgroen uit. De schimmel overwintert op achterblijvende wortels (oogstverliezen), koppen en onkruidbieten. Ruim wortels, koppen (ook wat achter­blijft na verlading van de bietenhoop) en onkruidbieten zoveel mogelijk op om aantasting in het volgende jaar zo veel mogelijk te beperken. Om schade te voorkomen is een fungicidenbespuiting bij de eerste aantasting het meest effectief en efficiënt; zie hiervoor paragraaf 10.4.7 en 10.4.8.

Figuur 10.4.4 Aantasting door echte meeldauw. Op het blad is het
witte stofachtige poeder duidelijk zichtbaar. Het
blad lijkt hierdoor dofgroen.

10.4.5 Stemphylium (ˈgele vlekjesˈ)

De aantasting door gele vlekjes komt in alle teeltgebieden van Nederland voor. IRS-onderzoek toonde aan dat deze ˈgele vlekjesˈ worden veroorzaakt door stemphylium1,2. Het betreft een soort die nog niet eerder was beschreven, daarom heeft stemphylium in suikerbieten de naam Stemphylium beticola gekregen3. Ook Stemphylium vesicarium kan gele vlekjes op het bietenblad veroorzaken4. Deze aantasting is vaak wel minder agressief als de aantasting met Stemphylium beticola.

De eerste aantasting kenmerkt zich door kleine, onregelmatige gele vlekjes in het blad (figuur 10.4.5). Deze eerste aantasting van stemphylium verschijnt tussen eind juni en begin augustus op het suikerbietenblad bij lage tot milde zomertemperaturen (10-25°C) én bij een zeer hoge luchtvochtigheid (>97%) of nat blad. Bij het waarnemen kan verwarring optreden met vlekjes veroorzaakt door mangaangebrek en kleine beschadigingen aan de achterzijde van het blad. Na enige tijd sterft het binnenste van de eerste vlekjes af (necrotiseert) tot een bruin weefsel (figuur 10.4.6). De vlekjes zitten verspreid over het blad en tasten de gehele plant aan (figuur 10.4.7). Zwaar aangetaste bladeren sterven af en op nieuw gevormd blad verschijnen nieuwe vlekjes. Door het afsterven van de bladeren kan de grond in augustus/september weer zichtbaar worden. De aantasting begint vaak in haarden en kan zich over het hele perceel verspreiden (figuur 10.4.8). Uit IRS-onderzoek bleek dat de vlekjes niet worden veroorzaakt door nutriëntengebrek. Er bleek verder dat stemphylium de gele vlekjes kan veroorzaken als de bietenplant volledig gezond is (zonder stress). Dit maakt stemphylium een primaire ziekte van de suikerbiet en geen secundaire aantasting (zie paragraaf 10.8).

1 Hanse, B. (2013). Research on Stemphylium spp. the causal agent of the yellow leaf spot disease in sugar beet in 2012. 13P01, IRS, Bergen op Zoom. 32p. Link naar publicatie.

2 Hanse, B., Raaijmakers, E. E. M., Schoone, A. H. L., & van Oorschot, P. M. S. (2015). Stemphylium sp., the cause of yellow leaf spot disease in sugar beet (Beta vulgaris L.) in the Netherlands. European Journal of Plant Pathology, 141(4), 1-12, DOI: 10.1007/s10658-015-0617-8.

3 Woudenberg, J. and Hanse, B. (2016). Stemphylium beticola Woudenb. & Hanse, sp. nov., Fungal Planet 442 – 4 July 2016. Persoonia, 36: 402-403. DOI:10.3767/003158516X692185.

4 Hanse, B. (2020). Project 12-15 PPS Stemphylium in bouwplan verband. IRS Jaarverslag 2019. Stichting IRS, Dinteloord.88 p.

In fungicidenproeven is tot 42% reductie in suikeropbrengst vastgesteld. Dit betekent een derving van 50% voor de financiële opbrengst. Uit de IRS-proefvelden blijkt dat Spyrale en Bicanta een nevenwerking hebben tegen stemphylium. Houd tijdens het seizoen de website van de bladschimmelwaarschuwingsdienst (www.irs.nl/bladschimmel) in de gaten voor de actuele meldingen over bladschimmels. Vanwege de grote schade die de schimmel veroorzaakt wordt stemphylium ook meegenomen in de bladschimmel­waarschuwingsdienst (zie paragraaf 10.4.8).

Figuur 10.4.5 De schadedrempel bij stemphylium-aantasting ligt bij het eerste vlekje veroorzaakt door stemphylium. Bij het waarnemen kan verwarring optreden met vlekjes veroorzaakt door mangaangebrek en kleine beschadigingen aan de achterzijde van het blad.

Figuur 10.4.6 Detail van een geel vlekje veroorzaakt door stemphylium. Het bladweefsel sterft in de vlekjes van binnenuit af en wordt bruin (necrotiseren).

diagnostiek-154

Figuur 10.4.7 Zware aantasting door stemphylium. De vlekjes zijn onregelmatig van vorm en necrotiseren van binnenuit. In een later stadium vloeien de vlekjes samen en beginnen delen van het blad te necrotiseren.

diagnostiek-218

Figuur 10.4.8 Bij zware aantasting sterven bladeren af. Op nieuw gevormd blad verschijnen ook weer vlekjes (links). Wanneer blad afsterft, wordt de grond weer zichtbaar (21 september 2007).

10.4.6 Herkenning van bladschimmels

Om de herkenning van de bladschimmels cercospora, stempylium, ramularia, roest en meeldauw te vereenvoudigen is de handleiding ˈHerkenning bladschimmels in suikerbietenˈgemaakt. Alle bladschimmels zijn ookte vinden met fotoˈs en beschrijvingen in de applicatie ‘Ziekten & Plagen’. In 2020 is een video gemaakt voor het herkennen van bladschimmels:

Voor meer informatie over alle bladschimmels: zie www.irs.nl/bladschimmel.

10.4.7 Beheersing bladschimmels

In 2020 en 2022 zijn door IRS verschillende video’s gemaakt over de beheersing van bladschimmels. Deze videoserie is te bekijken via het YouTube-kanaal IRSTelevisie. De volgende video’s zijn beschikbaar:

10.4.7.1 Keuze van het perceel en ras

De beheersing van bladschimmels begint al voordat de bieten gezaaid worden. Het beste kan worden gekozen voor een perceel met een zo ruim mogelijke rotatie van waardplanten. De voorkeur heeft 1 op 6 of ruimer. Voor alle bladschimmels is dit in de reguliere akkerbouwrotaties een zo ruim mogelijke rotatie suikerbieten. Bij stemphylium komen daar nog de rotatie met (zetmeel)aardappelen bij. Vermijd bieten direct naast een bietenperceel van vorig jaar (figuur 10.4.9) en percelen waar een bietenhoop op de kopakker heeft gelegen.

A picture containing grass, outdoor, ground, plant Description automatically generated

Figuur 10.4.9 Suikerbieten naast een perceel waar vorig jaar bieten gestaan hebben. Door het overwaaien van sporen ontstaat de aantasting aan de kant eerder en is deze veel zwaarder dan de rest van het perceel.

Na de perceelskeuze is het belangrijk om te kiezen voor een ras met zo hoog mogelijke bladgezondheid. Hou wel rekening met de andere eigenschappen van rassen die nodig kunnen zijn op het perceel zoals rhizoctonia-, aaltjes- en rhizomanieresistentie. Ook rassen met een zeer hoge bladgezondheid cercospora (Bladgezondheid Cercospora =9) moeten worden gespoten bij het verschijnen van de eerste vlekjes cercospora of andere bladschimmels.

Na de gewassluiting zijn er verschillende typen middelen toegelaten voor de beheersing van bladschimmels (tabel 10.4.1).

De elicitor Charge (op basis van chitosan hydroxychloride) moet preventief worden ingezet, bijvoorbeeld na gewassluiting of op het moment dat hoge infectiewaarden zijn geregistreerd op het perceel. De werking is gebaseerd op het activeren van de plantweerstand tegen bladschimmels. Bij gebruik van Charge kan vaak aan de achterkant van het schema één of meer bespuitingen worden bespaart met dezelfde effectiviteit.
Microthiol Special Liquid is een bedekkingsfungicide wat vooral effectief is bij vroege toepassing tegen kiemende sporen op het blad. Het kan solo (5 L/ha) worden toegepast of in de tankmix (3 L/ha) met een ander fungicide, zoals Spyrale, Bicanta, Belanty, Difure SOLO of Borgi.

De eerste behandeling met fungiciden tegen bladschimmels moet plaatsvinden bij het verschijnen van de eerste aantasting (de eerste vlekjes die verschijnen op het perceel) door cercospora, stemphylium, ramularia, roest of meeldauw in alle rassen, ook in de rassen met een bladgezondheid cercospora 9 (figuur 10.4.10). Later spuiten dan de eerste aantasting leidt al snel tot onvoldoende beheersing en daardoor tot schade. In verband met resistentievorming is ook te laat spuiten gevaarlijk.

Controleer (monitor) de bieten daarom regelmatig vanaf half juni of na een waarschuwing van de bladschimmelwaar­schuwings­dienst (principe 2 (moni­toring) en 3 (beslissing) van een geïntegreerde gewasbescherming, zie 5.2.2 en 5.2.3). In 2020 is een video gemaakt over het waarnemen van bladschimmels:

A picture containing grass Description automatically generated

Figuur 10.4.10 Op percelen met een hoge druk van cercospora (met name de lichte gronden in het oosten van het land) is een stapeling van ras (zeer hoge bladgezondheid cercospora) en fungicidenbespuitingen nodig om het loof tot aan de oogst voldoende groen te houden. Foto: 7 oktober 2022.

10.4.7.2 Infectiewaarden cercospora en stemphylium

Voor een goede beheersing van bladschimmels is de timing van de bespuiting essentieel. Om de timing van de bespuitingen te verbeteren worden in het Bieten Advies Systeem (BAS) van Cosun Beet Company de infectiewaarden voor cercospora en stemphylium weergegeven (figuur 10.4.11).

Deze infectiewaarden worden bepaald door sensoren die het microklimaat in het suikerbietengewas op 15 cm hoogte meten en deze elke tien minuten doorsturen (via het LoRa telefonienetwerk). Het gebruik van de infectiewaarden werkt het beste voor het perceel waar de sensor staat opgesteld. Infectiewaarden tussen naburige percelen kunnen behoorlijk verschillen door de verschillen tussen de percelen in bijvoorbeeld de hoeveelheid loof, wel of geen beregening en de vochttoestand van de bodem.

Hoe hoger de infectiewaarde op een dag, hoe groter de kans op succesvolle infectie door de schimmel. Hiervoor moeten wel schimmelsporen op het perceel aanwezig zijn. Op basis van de door de sensor gemeten omstandigheden in het bietengewas worden de infectiewaarden berekend op een schaal van 0-7, waarbij 0 staat voor geen kans op infectie en 7 voor zeer grote kans op infectie. De omstandigheden die optimaal zijn voor infectie, verschillen per schimmel. Vandaar dat de waarden voor zowel cercospora als stemphylium worden weergegeven. Bij een som van groter of gelijk aan 6 in twee opeenvolgende dagen wordt geadviseerd om het perceel binnen een aantal dagen waar te nemen op bladschimmels. Wanneer de dagelijkse infectiewaarden 5 of hoger zijn, wordt een rode balk weergegeven als indicatie dat de omstandigheden gunstig geweest zijn voor infectie. Als er sporen op het perceel aanwezig zijn hadden deze goede omstandigheden om te kiemen en het blad binnen te dringen. Echter zullen de eerste dagen na deze waarden nog geen vlekjes te zien zijn. Dit noemen we de latente periode. Voor stemphylium bedraagt deze 3 tot 7 dagen en voor cercospora 7 tot 14 dagen.

Door op de infectiewaarden te spuiten wordt de schimmel dus al in de latente fase bestreden, dus voordat er vlekjes zichtbaar zijn. Het risico van het spuiten op basis van de infectiewaarden zonder waarnemen is, dat wanneer de druk laag is, of de cercospora normaal gevoelig is voor de middelen, er eerder en vaker gespoten wordt met kortere intervallen dan strikt noodzakelijk zou zijn. Wanneer de cercospora minder gevoelig is voor de middelen (en dus moeilijker te beheersen) leidt het spuiten op infectiewaarden tot een betere beheersing.

Bij het spuiten op basis van de infectiewaarden moet er rekening gehouden worden met het feit dat de sensor geen rekening houdt met bespuitingen. Zodra de omstandigheden weer gunstig zijn zullen er weer hoge infectiewaarden getoond worden. Ook als er kort daarvoor gespoten is.

Hou bij het spuiten op basis van de infectiewaarden rekening met een werkingsduur van de fungiciden van circa drie tot vier weken. Komen er aan het begin van week 3 weer hoge infectiewaarden, dan kan dat dus het signaal zijn om een volgende bespuiting uit te voeren in combinatie met de eventueel verwachte neerslag rondom de bespuiting. De infectiewaarden kunnen zoals hierboven beschreven ook heel goed gebruikt worden om na het vaststellen van de eerste aantasting de vervolgbespuitingen beter te timen omdat de aantasting dan al aanwezig is. Daardoor hebben de infectiekansen een veel betere voorspellende waarde. De schimmel en dus de sporen zijn immers op het perceel aanwezig. In 2022 is een video gemaakt die het gebruik van de infectiewaarden uitlegd.

Figuur 10.4.11 Schermafbeeldingen van de BAS-app die de individuele weerpalen in de Nederlandse bietenteeltgebieden weergeeft (links). De hoogste infectiewaarde van de afgelopen week bepaalt de kleur van het sensorpictogram. Voor elke sensor kunnen de infectiekansen voor cercospora en voor stemphylium worden getoond (rechts). Hoe hoger de waarde, hoe groter de infectiekansen.

10.4.7.3 Bespuitingen

Wanneer er met een fungicide gespoten is, werkt deze niet langer dan drie tot vier weken op geraakt blad. Bladeren of gedeeltes van bladeren die niet geraakt zijn of gevormd worden na een bespuiting zijn onbeschermd (zie figuur 10.4.12). Dit betekent dat bij een bespuiting voor de maximale hoeveelheid loof van de bieten is gevormd (loof maximum begin-half augustus, zie hoofdstuk 7.4), er in de meeste gevallen elke week opnieuw moet worden gecontroleerd op uitbreiding of nieuwe aantasting door bladschimmels. Ook na een periode van droogte kan er snel extra nieuw blad gevormd worden.

Spuit de fungiciden op een droog gewas en houd rekening met een droogtijd van 1-2 uur. Streef naar een zo goed mogelijke indringing en bedekking van het gewas. Vaak is spuiten met 300 liter water per hectare voldoende om een goede verdeling van het fungicide te krijgen. Meer informatie over bladschimmels, middelen en de actuele waarschuwingen van de bladschimmel­waar­schuwings­dienst vindt u op www.irs.nl/bladschimmel.

Een bespuiting in de eerste helft van oktober heeft alleen zin als er na eind november wordt gerooid (minimaal vier weken tussen bespuiting en oogst) en wanneer de weersomstandigheden gunstig zijn voor verdere uitbreiding van de bladschimmels.

  • Voor de bestrijding van bladschimmels zijn diverse fungiciden toegelaten. De veiligheidstermijn en opmerkingen bij deze middelen staan in tabel 10.4.1. Bij een aantasting door voornamelijk meeldauw hebben Bicanta of Spyrale de voorkeur. Houd wel rekening met de veiligheidstermijn van de middelen (tabel 10.4.1). Gebruik bij aantasting door stemphylium middelen met nevenwerking hiertegen, bijvoorbeeld Spyrale en Bicanta. Zie ook de video ‘Bladschimmelbeheersing Deel 5: Middelenkeuze’.

Figuur 10.4.12 In de periode juli-augustus wordt relatief veel nieuw blad gevormd. Blad dat niet geraakt wordt en nieuw gevormd blad is onbeschermd. Bij een bespuiting vroeg in het seizoen (eind juni-begin juli), met een goede verdeling van de spuitvloeistof, worden alle uitgevouwen bladeren geraakt (A). Twee weken na de bespuiting van de bieten (A) zijn in de periode juli-augustus de rode bladeren (B) nieuw gevormd en dus onbeschermd!

Tabel 10.4.1 Veiligheidstermijn en opmerkingen bij de bladschimmelbestrijdingsmiddelen in suikerbieten*.

10.4.7.4 Voorkom resistentievorming

Belangrijk voor het voorkomen van resistentievorming bij de bladschimmels tegen de gebruikte actieve stoffen is het afwisselen van middelen (principe 7 van een geïntegreerde gewasbescherming; zie 5.2.7). Wissel middelen af gedurende het seizoen en gebruik bij voorkeur niet twee keer achter elkaar hetzelfde middel. Ook wanneer een alternatief middel actieve stoffen bevat die tot dezelfde groep behoren als een eerder gebruikt middel, is het beter af te wisselen. Dat noemen we afwisselen binnen de groepen van actieve stoffen. Naast het afwisselen van middelen is het uitvoeren van een bespuiting bij de eerste aantasting heel belangrijk. Eerder dan de eerste aantasting zonder gebruik van de infectiekansen (preventief) en te laat (meer aantasting) zijn beiden gevaarlijk voor de resistentievorming. Ook in Nederland moet met het voorkomen van resistente en verminderd gevoelige isolaten van cercospora rekening worden gehouden (zie paragraaf 10.4.1).

Bij het afwisselen van middelen zijn er een aantal eisen waar rekening mee moet worden gehouden. Zo mogen middelen die strobilurinen bevatten (Bicanta) maximaal 50% van het aantal bespuitingen tegen cercospora uitmaken. De andere bespuitingen tegen cercospora dient u uit te voeren met middelen die geen strobilurinen bevatten (Spyrale, Difure Solo, Borgi, Mavita 250 EC, Score 250 EC, Microthiol Special Liquid of Belanty). Wanneer slechts één toepassing tegen cercospora in het hele seizoen wordt uitgevoerd, kunt u wel kiezen voor een middel met een strobilurine. Als er geen cercospora aanwezig is op het perceel, mogen strobilurinebevattende middelen maximaal 2x per teeltseizoen worden toegepast. Deze bindende richtlijnen zijn gegeven door het FRAC (Fungicide Resistance Action Committee; www.frac.info) en zijn bedoeld om resistentievorming tegen te gaan.

Wanneer het effect van de bespuiting met fungiciden onder gunstige omstandigheden toch teleurstellende resultaten oplevert, kan er sprake zijn van resistentie tegen deze middelen óf er is te laat gespoten. Stuur in dat geval een bladmonster naar IRS Diagnostiek voor nader onderzoek. Een herhaling van de bespuiting met dezelfde middelen heeft dan geen zin.

10.4.8 Werking bladschimmelwaarschuwingsdienst

De bladschimmelwaarschuwingsdienst werkt als volgt:

  • buitendienstmedewerkers en adviseurs van Cosun Beet Company, gewasbeschermingshandel en adviesorganisaties die cercospora, ramularia, roest, stemphylium of meeldauw waarnemen, melden dit aan de bladschimmelwaarschuwingsdienst (een samenwerking tussen IRS (Bram Hanse; e-mail: bladschimmel@irs.nl), suikerindustrie, en andere belanghebbenden). Om uitsluitsel te krijgen over gevonden bladschimmels kan men enkele bladeren naar het IRS opsturen of afgeven (IRS Diagnostiek, Postbus 20, 4670 AA Dinteloord ). Laat elk ingezonden monster vergezellen door een volledig ingevuld diagnostiekinzendformulier (zie hoofdstuk 9 ˈDiagnostiekˈ);
  • komen er uit een bepaald gebied meerdere signalen, zoals spuitadviezen van het advies­model en worden er vlekjes in het veld gevonden, dan volgt overleg met iedereen die uit dat gebied tot op dat moment een melding heeft gedaan per telefoon of e-mail of het nodig is de telers te waarschuwen dat er in het gebied sprake is van een beginnende aantasting door cercospora, ramularia, roest, stemphylium of meeldauw;
  • de waarschuwing van de bladschimmelwaarschuwingsdienst is een oproep aan telers om de percelen te controleren op aantasting. Bij daadwerkelijke aantasting is het advies een bestrijding uit te voeren.

Er gaan geen bestrijdingswaarschuwingen uit. De bladschimmelwaar­schuwingsdienst geeft een monitoringswaarschuwing voor een perceel uit. Treft men een aantasting aan, dan is het advies een bestrijding op dat perceel uit te voeren.

Contactpersoon

Bram Hanse
Bladschimmels / bacteriën / diagnostiek

Mogelijk ook interessant