4.4 Fosfaatbemesting

Versie: maart 2024

De fosfaattoestand van bouwland wordt bepaald op basis van het P-AL-getal en P-CaCl2-getal. Deze indicatoren hebben het Pw-getal vervangen. Het P-AL-getal (mg P2O5/100 g grond) geeft een indicatie van de op de langere termijn beschikbaar komende fosfaatvoorraad in de bodem. Het P-CaCl2-getal (mg P/kg grond) geeft de hoeveelheid direct beschikbare fosfaat weer.

Bij bodemanalyses die voor 1 januari 2021 zijn genomen, mag de fosfaatgebruiksnorm zowel op het Pw-getal als op de gecombineerde indicator worden gebaseerd. Deze analyses zijn tot uiterlijk 15 mei 2024 geldig.

In tabel 4.4.1 staan de fosfaattoestanden genoemd op basis van de nieuwe fosfaatklassen. Tussen haakjes staat de desbetreffende gebruiksnorm. Tabel 4.4.2 geeft de gebruiksnormen behorend bij het Pw-getal weer.

Tabel 4.4.1 Fosfaattoestand en gebruiksnormen voor bouwland vanaf 2021, gebaseerd op het P-AL-getal en de P-CaCl2-getal.

indeling klassen

P-CaCl2-getal

indeling klassen P-AL-getal
<21 21 – 30 31 – 45 46 – 55 >55
<0,8 arm (120) arm (120) arm (120) laag (80) laag (80)
0,8 – 1,4 arm (120) arm (120) arm (120) laag (80) neutraal (70)
1,5 – 2,4 arm (120) arm (120) laag (80) neutraal (70) ruim (60)
2,5 – 3,4 arm (120) laag (80) neutraal (70) ruim (60) hoog (40)
>3,4 laag (80) laag (80) neutraal (70) ruim (60) hoog (40)

Tabel 4.4.2 Fosfaatklassen en gebruiksnormen vanaf 2020.

fosfaatklasse Pw hoeveelheid fosfaat (kg P2O5/ha)
arm <25 120
laag 25-35 80
neutraal 36-45 70
ruim 46-55 60
hoog >55 40

4.4.1 Hoogte van de fosfaatgift

Het fosfaatadvies is opgebouwd uit een bodemgericht en een gewasgericht advies. Deze adviezen zijn afhankelijk van de fosfaattoestand van de grond en de gewasbehoefte.

a. Bodemgericht advies

Het bodemgerichte fosfaatadvies is tot op heden nog gebaseerd op het Pw-getal en heeft als doel om de fosfaattoestand op de streefwaarde te brengen en te houden.

Als de fosfaattoestand onder de streefwaarde valt, luidt het advies om bovenop de fosfaatont­trek­king een extra hoeveelheid fosfaat te geven om de streefwaarde te bereiken. De streefwaarde uitgedrukt in het Pw-getal is 25 voor zeeklei en zeezand. Voor overige grondsoorten is een Pw van 30 de streefwaarde. In tabel 4.4.3 staat hoeveel fosfaat er nodig is boven de onttrekking om het Pw-getal te verhogen tot de streefwaarde.

Tabel 4.4.3 Hoeveelheid fosfaat (kg P2O5/ha) die boven de afvoer nodig is om het Pw-getal te verhogen tot 25 op zeeklei en 30 op de overige gronden.

Pw-getal zeeklei, zeezand overige gronden
10

15

20

25

780

490

230

0

990

700

440

210

Om de bestaande fosfaattoestand te handhaven moet voor een bouwplan met goede opbrengsten gemid­deld 70 kg P2O5 per hectare gegeven worden. In vier jaar tijd komt dit dus neer op ongeveer 280 kg P2O5 per hectare. Een deel hiervan kan aan de suikerbieten gegeven worden. De gemiddelde fosfaatafvoer met bieten bedraagt ongeveer 0,7 kg P2O5 per ton bieten.

b. Gewasgericht advies

Op percelen met een Pw-getal hoger dan 25 à 30 reage­ren sui­kerbieten niet op een fosfaatbemesting. Op deze percelen dient een fosfaatbe­mes­ting dan ook alleen om de bodemvoorraad op peil te houden of te brengen. Een fosfaatbemes­ting aan suikerbieten is dus, bij een voldoende bodemvoorraad, gericht op de bodem en niet op het bietengewas. Verreweg de meeste akkerbouwgrond heeft een fosfaattoestand die op of boven de streefwaarde ligt, waardoor een gewasgerichte fosfaatgift dus weinig nodig is. Ook een startgift met fosfaat bij het zaaien heeft geen meerwaarde als de fosfaattoestand op of boven de streefwaarde ligt.

Als de fosfaattoestand van een perceel onder de streefwaarde ligt, kan ook met een fosfaatbemesting niet dezelfde opbrengst worden behaald als bij een goede fosfaattoestand.

Het gewasgerichte fosfaatadvies op basis van de bodemvoorraad (P-AL) en plantbeschikbaar fosfaat (P-CaCl2) is te vinden in het Handboek Bodem en Bemesting.

Meer informatie over de actuele wetgeving met betrekking tot de fosfaatbemesting staat in paragraaf 4.14.

4.4.2 Tijdstip van toediening

Op percelen met een te lage fosfaattoestand moet de fosfaatbemesting in het voorjaar plaats­vinden. Op percelen met een voldoende hoge fosfaattoestand kan men de fosfaat zowel in het najaar als in het voorjaar geven.

4.4.3 Keuze van de meststof

Als enkelvoudige fosfaatmeststof wordt vrijwel uitsluitend Tripelsuperfosfaat of Superfosfaat, beide in water oplosbaar, gebruikt.

Verder zijn er veel verschillende mengmeststoffen in uiteenlopende samenstellingen (NPK-, NP- en PK-meststof­fen) en vormen (vloeibaar, korrel, granulaat). Bij toepassing van een mengmeststof moet de samenstelling passen bij de behoefte van het gewas. Bij voorjaarstoediening is de kans op zoutschade met een chloorarm product wat kleiner. In tabel 4.4.4 staan enkele fosfaat- en fosfaat-kaliummeststoffen (PK) vermeld. Voor de NP- en NPK-meststoffen: zie paragraaf 4.3.4, tabel 4.3.1.

Fosfaat uit dierlijke mest is over een langjarige periode bezien, gelijkwaardig aan kunstmest­fosfaat. In het eerste jaar na toediening is de werking van fosfaat uit varkensmest 100%, uit kippenmest 70% en uit rundveemest 60%. Bij voldoende hoge Pw-getallen doet dit laatste er niet toe, omdat de bieten dan sowieso niet op fosfaat reageren. De fosfaatgehalten van de belangrijkste dierlijke mestsoorten en compost staan in tabel 4.3.2.

Tabel 4.4.4 Enkele van de belangrijkste fosfaat- en fosfaathoudende meststoffen.

naam/soort gehalte (%) be1
P2O5 K2O S
Tripelsuperfosfaat 46 0 0 0
Superfosfaat 18 0 11 +2
15-302 15 30 0 +12

1 be = basenequivalent, weergegeven in kg CaO per 100 kg meststof. Is de waarde lager dan -5 dan is de meststof zuurwerkend, is de waarde hoger dan +5 dan is de meststof basisch werkend;

2 de PK 15-30 is chloorhoudend, maar ook chloorarm te verkrijgen.

Fosfaatgebrek

Fosfaatgebrek in suikerbieten komt in Nederland zelden voor. De fosfaattoestand van verreweg de meeste landbouwgrond ligt op of boven de streefwaarde. Een gebrek is op deze percelen dan niet te verwachten en bovendien reageren bieten dan niet op een fosfaatgift. De fosfaatopname is afhankelijk van de bodemtemperatuur, waardoor in een koud voorjaar de opname geremd kan worden. Er kunnen dan tijdelijk gebreksverschijnselen zichtbaar worden (figuur 4.4.1).

Afbeelding met grond, buitenshuis, insect, aarde Automatisch gegenereerde beschrijving
Figuur 4.4.1 Fosfaatgebrek is te herkennen aan roodpaars gekleurde bladranden. Vaak is dit het gevolg van een lage bodemtemperatuur. Een gebrek komt in Nederland maar weinig voor.

Contactpersoon

André van Valen
Bodem / bemesting / mechanisatie

Mogelijk ook interessant