Versie: april 2023
In de Europese nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water staan afspraken en doelen om de waterkwaliteit te beschermen. Ieder land kan zelf regels opstellen om deze afspraken na te komen. Nederland heeft deze wettelijke regels vastgelegd in de Meststoffenwet (Msw). De Meststoffenwet is weer onderverdeeld in de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (Urm), het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet (UbM), het Besluit gebruik meststoffen (Bgm) en de Uitvoeringsregeling gebruik meststoffen (Ugm). Hieronder staat een selectie beschreven. Meer informatie is te vinden op www.rvo.nl.
4.14.1 Meststoffenwet, Uitvoeringsregeling Meststoffenwet en Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet
Er gelden gebruiksnormen voor dierlijke mest, stikstof en fosfaat.
Gebruiksnorm dierlijke mest
De maximale stikstofgift (N-totaal) met dierlijke mest bedraagt 170 kg per hectare en op derogatiebedrijven 240 of 220 kg per hectare (2023), afhankelijk van de ligging en grondsoort. De derogatie wordt in de komende jaren afgebouwd en vervalt vanaf 2026. Voor deze bedrijven geldt dan ook de maximale gift van 170 kg per hectare. Het gaat om gemiddelde maximale giften. Men mag dus het ene perceel meer en het andere perceel minder geven. De fosfaatgebruiksnorm mag men hierbij niet overschrijden.
Alle meststoffen waarin dierlijke mest voorkomt, worden beschouwd als dierlijke mest. Champost bijvoorbeeld (waar onder andere paardenmest in zit) valt ook onder dierlijke mest.
Gebruiksnorm stikstof
Voor ieder gewas is op basis van de geldende bemestingsadviezen vastgesteld hoeveel stikstof maximaal mag worden gegeven. Deze gebruiksnormen staan in tabel 4.14.1 weergegeven. Voor het zuidelijk zand- en lössgebied is de stikstofgebruiksnorm in 2015 verlaagd met als doel het stikstofbodemoverschot, en daarmee de uitspoeling van stikstof, te verlagen.
Tabel 4.14.1 Gebruiksnorm voor suikerbieten in 2023.
regio | gebruiksnorm (kg N/ha) |
klei | 150 |
noordelijk, westelijk en centraal zand | 145 |
veen | 145 |
zuidelijk zand | 116 |
löss | 116 |
Op klei geldt een extra norm voor suikerbieten van 15 kg stikstof per hectare per jaar, mits men kan aantonen dat de gemiddelde wortelopbrengst van de laatste drie jaar hoger dan 75 ton per hectare was.
Als equivalente maatregel kan men een opbrengstafhankelijke verhoging van de stikstofgebruisnorm voor (o.a.) suikerbieten aanvragen (onder voorwaarden; zie Equivalente maatregel (rvo.nl)). De hoogte hiervan staat in tabel 4.14.2.
Tabel 4.14.2 Toegestane verhoging van de N-gebruiksnorm voor suikerbieten in kg N per hectare per jaar, afhankelijk van de gemiddelde wortelopbrengst van de afgelopen drie jaren.
gemiddelde wortelopbrengst (ton/ha) |
verhoging (kg N/ha) |
55-65 | 5 |
65-75 | 15 |
75-85 | 30 |
85 of meer | 35 |
De gebruiksnormen voor groenbemesters zijn afhankelijk van het type groenbemester, de voorvrucht en de grondsoort. Daarnaast gelden voorwaarden voor de teeltduur van een groenbemester. Voor niet-vlinderbloemige groenbemesters (bladrammenas, gele mosterd, gras, granen) op klei en veen is de stikstofgebruiksnorm 60 kg per hectare, op zand en löss 50 kg per hectare. Voor vlinderbloemige groenbemesters (bijvoorbeeld wikke en klaver) geldt een stikstofgebruiksnorm van 30 kg per hectare op klei en veen en van 25 kg per hectare op zand en löss. Deze normen gelden onder de volgende voorwaarden:
Zand, veen en löss: groenbemester moet een teler uiterlijk 16 september inzaaien en na 1 december ploegen.
Klei: groenbemester moet een teler voor 16 september inzaaien en aantoonbaar minimaal 8 weken telen.
Als een groenbemester op zand- of lössgrond na een ander gewas dan graan, koolzaad, zomerpeen, blauwmaanzaad, karwij of vlas wordt geteeld, mag slechts 50% van de stikstofgebruiksnorm gebruikt worden. De volledige gebruiksnormen zijn te vinden op de website van RVO: Tabel 2 Stikstof landbouwgrond (rvo.nl).
Dit zijn de voorwaarden voor de mestwetgeving. Voor vergroening gelden andere voorwaarden.
Net als bij dierlijke mest is men vrij om het ene gewas meer en het andere gewas minder stikstof te geven. Bij de gebruiksnorm van stikstof gaat het om werkzame stikstof. Het werkingspercentage van kunstmeststikstof is op 100 gesteld. De werkingspercentages van dierlijke mest en andere meststoffen zijn lager vastgesteld. Voor dierlijke mest is het werkingspercentage afhankelijk van het tijdstip van toedienen; zie tabel 4.14.3.
Tabel 4.14.3 Stikstofwerkingscoëfficiënten in stelsel van gebruiksnormen (2023).
mestsoort | werking voorjaar | werking najaar | |||
zand, löss | klei, veen | zand, löss | klei, veen | ||
varkensdrijfmest | 80 | 60 | verbod | verbod | |
overige soorten drijfmest | 60 | 60 | verbod | verbod | |
dunne fractie na mestbewerking en gier | 80 | 80 | verbod | verbod | |
vaste mest varkens, pluimvee, nertsen | 55 | 55 | verbod | 55 | |
vaste mest rundvee | 40 | 40 | verbod | 30 | |
vaste mest overige soorten | 40 | 40 | verbod | 30 | |
compost | 10 | 10 | 10 | 10 | |
champost | 25 | 25 | 25 | 25 | |
zuiveringsslib | 40 | 40 | 40 | 40 | |
overige organische meststoffen | 50 | 50 | 50 | 50 |
In de tabel is zichtbaar dat de najaarstoediening van drijfmest is verboden. Dit verbod geldt vanaf 1 augustus, met uitzondering van percelen waar voor 15 september een groenbemester wordt ingezaaid. Op die percelen mag tot en met 15 september drijfmest worden uitgereden. Op zand- en lössgrond mag vaste mest worden uitgereden tot en met 31 augustus. Onder ˈoverige organische meststoffenˈ valt onder andere Betacal.
De fosfaatgebruiksnorm is afhankelijk van de fosfaattoestand van de bodem. Deze toestand moet blijken uit bemonstering en analyse van de oppervlakte bouwgrond. Als de bodem niet bemonsterd en geanalyseerd is, moet men de laagste fosfaatgebruiksnorm (categorie hoog) hanteren. In tabel 4.14.4 staan de fosfaatgebruiksnormen voor bouwland.
Tabel 4.14.4 Fosfaattoestand en gebruiksnormen voor bouwland vanaf 2021, gebaseerd op het P-AL-getal en de P-CaCl2-getal.
Vanaf 2023 geldt een fosfaatvrijstelling voor vaste strorijke mest en champost. Hierbij telt 75% van de hoeveelheid fosfaat mee in de gebruiksruimte. Bij het gebruik van compost telt slechts 25% van de hoeveelheid fosfaat mee. Voorwaarde is dat ten minste 20 kg fosfaat afkomstig is uit een van deze bronnen. Meer informatie staat op de pagina Stimuleren organische stofrijke meststoffen (rvo.nl).
Fosfaatklasse arm
Voor fosfaatarme en -fixerende gronden geldt een fosfaatgebruiksnorm van 120 kilo per hectare per jaar, zolang aan de voorwaarden wordt voldaan. De voorwaarden staan op de pagina Fosfaatdifferentiatie (rvo.nl).
Fosfaatklasse hoog
In de fosfaatklasse hoog is een mogelijkheid om vijf kilo extra fosfaat aan te voeren bovenop de gebruiksnorm van 40 kilo, mits aan de voorwaarden in artikel 33b van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet wordt voldaan. Daarvoor moet aantoonbaar ten minste 20 kilo fosfaat afkomstig zijn uit organische stofrijke bronnen. De voorwaarden staan op de pagina Extra organische mest uitrijden (rvo.nl).
De fosfaatwerking van alle fosfaathoudende meststoffen is op 100% gesteld, met uitzondering van de fosfaatvrijstelling in compost en strorijke organische mest.
Zuiveringsslib en compost moeten onder andere voldoen aan kwaliteitsnormen voor de gehalten aan zware metalen en organische stof (of NW bij zuiveringsslib). Als aan één of meerdere normen niet wordt voldaan, dan mag de meststof niet worden toegediend. In tabel 4.14.5 staan de kwaliteitsnormen van zuiveringsslib en compost vermeld.
Tabel 4.14.5 Minimaal vereiste organische stofgehalte (of NW) in percentage op droge stof en de maximaal toegelaten gehalten aan zware metalen en arseen in zuiveringsslib en compost in mg per kg droge stof.
zuiveringsslib | compost | |
organische stof | 50 | 10 |
(of NW) | 25 | – |
zware metalen | ||
cadmium (Cd) | 1,25 | 1 |
chroom (Cr) | 75 | 50 |
koper (Cu) | 75 | 90 |
kwik (Hg) | 0,75 | 0,3 |
nikkel (Ni) | 30 | 20 |
lood (Pb) | 100 | 100 |
zink (Zn) | 300 | 290 |
arseen (As) | 15 | 15 |
– voor compost zijn geen eisen geformuleerd voor NW.
4.14.2 Besluit gebruik meststoffen
Gebruiksnormen zuiveringsslib
Zuiveringsslib mag men alleen toedienen als uit de analyse van een grondmonster blijkt dat de grond voldoet aan de toetsingswaarden die in het Besluit Gebruik Meststoffen (Bgm) (bijlage 3) vermeld staan.
De gebruikte hoeveelheid vloeibare zuiveringsslib mag op bouwland niet groter zijn dan 2 ton droge stof per hectare per jaar. De toegestane dosering steekvast zuiveringsslib mag niet groter zijn dan 4 ton droge stof per hectare per twee jaren.
Uitrijregels
- Dierlijke mest, kunstmeststikstof en zuiveringsslib mag men niet toedienen als de bodem geheel of gedeeltelijk bevroren is, geheel of gedeeltelijk bedekt is met sneeuw, of wanneer de bovenste laag is verzadigd met water.
- Zuiveringsslib en compost moet men zo gelijkmatig mogelijk over het perceel verspreiden.
- Voor zuiveringsslib gelden dezelfde regels voor het uitrijden en inwerken (emissiearme aanwending) als voor dierlijke mest.
- Compost en overige organische mest hoeft men niet emissiearm aan te wenden.
- Op gronden met een hellingspercentage van zeven of meer is het gebruik van dierlijke meststoffen, kunstmeststikstof en overige organische meststoffen slechts onder voorwaarden toegestaan.
Uitrijverboden dierlijke mest bouwland
Op alle grondsoorten is het verboden om drijfmest uit te rijden vanaf 1 augustus tot en met 15 maart. Indien een teler een groenbemester teelt, mag hij in de maand augustus en tot en met 15 september ook drijfmest toepassen wanneer de groenbemester tot die datum wordt gezaaid. Indien er een gewas wordt geteeld dat op de lijst met vroege teelten staat, mag er ook tussen 16 februari en 15 maart drijfmest uitgereden worden.
Vaste mest mag een teler op zand-, dal- en lössgrond niet toepassen vanaf 15 september tot en met 31 januari. Tussen 1 januari en 1 februari geldt vanaf 2023 een uitzondering in deze gebieden voor vaste strorijke mest. Op klei- en veengrond mag een teler het hele jaar vaste mest uitrijden.
Emissiearm aanwenden van dierlijke mest op bouwland
- Drijfmest moet in één werkgang op de grond worden gebracht en ingewerkt, zodanig dat de mest niet meer zichtbaar is.
- Op beteeld bouwland wordt de drijfmest in de grond gebracht in sleufjes van maximaal 5 cm breed.
- Op onbeteeld bouwland wordt de drijfmest in de grond gebracht in sleufjes van maximaal 5 cm breed en minimaal 5 cm diep.
- Vaste mest moet in maximaal twee direct opeenvolgende werkgangen op de grond worden gebracht en ingewerkt, zodanig dat de mest niet meer zichtbaar is.
Op bouwland gelegen op Texel en op zandgrond in het veenkoloniaal gebied hoeft men ter voorkoming van winderosie de drijfmest niet emissiearm aan te wenden.
Gebruiksverbod kunstmeststikstof
In de periode van 16 september tot en met 31 januari is het verboden om kunstmeststikstof te gebruiken. Er zijn een paar uitzonderingen:
- bouwland dat gelijkmatig is beteeld met vollegrondsgroente;
- fruitteelt op bouwland in de periode 16 september tot en met 15 oktober;
- gebruik van ureum in de fruitteelt op bouwland;
- hyacinten- en tulpenteelt op bouwland in de periode van 16 september tot en met 31 januari.
De voor de akkerbouw belangrijkste regels voor het vernietigen van grasland zijn:
- op klei- en veengrond mag men grasland scheuren (vernietigen) in de periode 1 februari tot en met 15 september. Van 16 september tot en met 30 november mag grasland alleen gescheurd worden als vervolgens bepaalde bollensoorten worden geplant. Op kleigrond mag ook grasland gescheurd worden in de periode 1 november tot en met 31 december, mits het eerstvolgende gewas een ander gewas is dan gras;
- op zand- en lössgrond mag men grasland scheuren in de periode tussen 1 februari en 31 mei. Voorwaarde voor scheuren van 1 februari tot en met 10 mei is dat direct aansluitend een stikstofbehoeftig gewas wordt geteeld. Van 11 mei tot en met 31 mei mag alleen grasland gescheurd worden als direct opnieuw gras gezaaid wordt. Een lijst met stikstofbehoeftige gewassen en overige regels rondom grasland scheuren staan op de website van RVO.
Gras voor graszaad valt niet onder deze regels.
4.14.3 Activiteitenbesluit Milieubeheer
Ondernemers zijn verplicht om bij het kunstmest strooien langs oppervlaktewater gebruik te maken van kantstrooiapparatuur.
Bij gebruik van bladmeststoffen moet men kantdoppen gebruiken om te voorkomen dat er middel in het oppervlaktewater komt.