Deze rassen zijn dit jaar nog beperkt beschikbaar en met name bedoeld voor regio’s met een hoge cercosporadruk. Denk daarbij aan gebieden met een nauwe rotatie bieten (1 op 4 of krapper), percelen met een hoog infectierisico en grondwaterbeschermingsgebieden. En dan vooral voor percelen die in de tweede helft van de campagne gerooid gaan worden.
Veelgestelde vragen » Rassen/zaad Terug »
De cijfers in de brochure suikerbietenzaad zijn gebaseerd op meerjarig landelijk onderzoek. Dit is de beste voorspellende waarde voor het genetisch potentieel van een ras. Uit onderzoek blijkt dat de verhouding tussen rassen niet substantieel wijzigt wanneer je onderverdeelt naar regio of grondsoort. Het jaareffect van rassenprestaties is groter dan het regio/grondsoort-effect. De cijfers in de brochure geven dus voldoende informatie hoe een ras presteert op de verschillende grondsoorten.
Dat hoeft niet zo te zijn. Zeker bij resistenties die jaren geleden al voor het eerst werden ingekruist bij suikerbieten, zoals resistentie tegen bietencysteaaltjes of varianten van het rhizomanievirus. Bij de introductie van nieuwe resistenties gaat dit aanvankelijk meestal gepaard met een daling van de opbrengstpotentie van een ras, maar dit opbrengstgat kan door de kweekbedrijven tegenwoordig door efficiënt terugkruisen binnen enkele jaren weer gedicht worden.
Ja, er is wel meer risico op bodeminsecten, zoals emelten en ritnaalden. Bestel in elk geval bietenzaad met insecticide Force en overweeg Vydate 10G bij zaai toe te voegen. Kijk voor meer informatie op https://www.irs.nl/interessegebieden/alle-interessegebieden/teelthandleiding/10-3-insecten/#bodeminsecten.
Schieters worden veroorzaakt door koudestress – vernalisatie – Dit uit zich soms in echte schieters soms in zijschieters, zie ook https://www.irs.nl/interessegebieden/alle-interessegebieden/teelthandleiding/1-3-schietergevoeligheid/.
Het rhizomanievirus verspreidt zich via grond en water, zie https://www.irs.nl/interessegebieden/alle-interessegebieden/teelthandleiding/10-7-virussen/.
Rassen met een meervoudige resistentie gaven in het verleden meer kans op schieters, al zijn daar de laatste jaren geen duidelijke aanwijzingen meer voor. Er zijn geen aparte proefvelden voor schietergevoeligheid meer, omdat de meerwaarde daarvan zeer beperkt bleek door het gebrek aan koude voorjaren.
Uit recent uitgevoerd onderzoek naar besmetting van bietencysteaaltjes bij bepaalde rotaties, blijkt dat bij een rotatie van ruimer dan 1 op 5 van waardgewassen de kans op besmetting zeer klein is. Daarom wordt geadviseerd bij een rotatie van 1 op 5 of minder, bietencysteaaltjesresistente rassen te kiezen. Bij een ruimere rotatie is dit niet noodzakelijk: https://www.irs.nl/interessegebieden/alle-interessegebieden/teelthandleiding/10-2-aaltjes/#bietencysteaaltjes. Als u uw percelen intekent tijdens het bestelproces, wordt voor de advisering ook gekeken naar de rotatie van waardgewassen.
Dit is alleen nodig als uw percelen in een risicogebied liggen. Dit is terug te vinden op de kaart met risicogebieden, die ook bij het intekenen van percelen wordt gebruikt om rasadvies te geven. Deze kaart wordt steeds aangevuld met actuele besmettingen. Overigens scoren deze rassen ook goed als u niet of minder met rhizomanieresistentiedoorbraak (blinkers) te maken heeft. Meer info: https://www.irs.nl/interessegebieden/alle-interessegebieden/teelthandleiding/10-7-virussen/.
De cijfers in de Brochure Suikerbietenzaad zijn gebaseerd op meerjarig landelijk onderzoek. Dit is de beste voorspellende waarde voor het genetisch potentieel van een ras. Uit onderzoek blijkt dat de verhouding tussen rassen niet substantieel wijzigt wanneer je onderverdeelt naar regio of grondsoort. Het jaareffect van rassenprestaties is groter dan het regio-effect. Voor betrouwbare regionale cijfers zou het aantal proefvelden fors uitgebreid moeten worden. De financiele middelen ontbreken om meer specifiekere onderzoeken uit te voeren.
Er zijn geen rassen bekend die sterker zijn tegen verwelkingziekte. Een goede structuur, voldoende granen en grassen in het bouwplan en beheersing van aaltjes zijn mogelijke preventieve maatregelen. Aaltjes hebben een bevorderende werking op verwelkingsziekte, daarom zou een bietencysteaaltjesresistent ras aan te raden zijn. Lees meer over verticillium/verwelkingsziekte: https://www.irs.nl/interessegebieden/alle-interessegebieden/teelthandleiding/10-5-bodemschimmels/#verticillium.
Kies in de eerste plaats een ras met de juiste resistentie. Uit onderzoek blijkt dat de verhoudingsgetallen van de rassen niet anders zijn bij vroege levering of late levering. Een ras met een laag verhoudingsgetal voor suikergehalte zal daarbij zowel vroeg als laat gemiddeld een lager gehalte hebben. Het suikergehalte kan in de vroege levering nog sterk oplopen. Wanneer u een zo hoog mogelijk gehalte in de vroege levering belangrijk vindt is een ras met een hoog verhoudingsgetal voor suikergehalte aan te raden.
Bij risico op bodeminsecten zoals bietenkever, ondergrondse springstaarten, wortelduizendpoten en ritnaalden, zie www.irs.nl/teelthandleidingforce.
Een hoge bladgezondheid cercospora helpt voor een beter resultaat, maar bestrijding van bladschimmels blijft ook bij deze rassen nodig. Het IRS-advies is:
- rassen met bladgezondheid cercospora tot en met 8,5
- spuiten bij aantasting of hoge infectiewaarde sensor
- herhalen bij uitbreiding of nieuwe aantasting
- effect hogere score BC aan het einde bladschimmelseizoen:
bij gelijke inspanning beter resultaat
- rassen met bladgezondheid cercospora 9
- spuiten bij eerste aantasting
- herhalen bij uitbreiding of nieuwe aantasting
- effect bladgezondheid cercospora 9: minder bespuitingen nodig
Bietenzaad bewaren is mogelijk, mits koel en droog. Gebruik eventueel de “bewaarton”. Bietenzaad wat in 2022 besteld is kan in 2023 worden gebruikt. Eventueel restzaad na uitzaai in 2023 kan worden bewaard voor uitzaai in 2024. Check bij voorkeur de kiemkracht. https://www.irs.nl/interessegebieden/alle-interessegebieden/teelthandleiding/1-2-bietenzaad/#bewaaradviesovergeblevenbietenzaad.
De zaadfirma’s maken een keuze welke rassen ze aanbieden voor de Nederlandse markt en stemmen daar de productie op af. Over het algemeen hebben zaadfirma’s in het geval van niet meer aanbieden van een ras dan alternatieve rassen die beter presteren. Ook kunnen rassen vanwege onvoldoende prestatie in het rassenonderzoek van de rassenlijst verdwijnen.
Van de rassen Caprianna KWS en Dushi is in 2021 vastgesteld dat ze gevoeliger zijn. Op zand- en dalgronden worden deze rassen daarom afgeraden. Meer info over de ziekte aphanomyces: https://www.irs.nl/interessegebieden/alle-interessegebieden/teelthandleiding/10-5-bodemschimmels/#aphanomyces.
Voor de verschillende resistentiecategorieën (rhizoctonia, bietencysteaaltjes en rhizomanie) worden verschillende series proefvelden aangelegd. De prestaties van de rassen worden per serie proefvelden over de laatste vier onderzoeksjaren gemiddeld en weergegeven in aparte tabellen. Omdat de resultaten per categorie van andere series proefvelden afkomstig zijn kunnen de cijfers of klasse-indelingen van een ras in de ene tabel wat anders zijn dan in de andere tabel. Rassen kunnen daarom ook binnen dezelfde tabel wel met elkaar vergeleken worden, maar niet tussen de tabellen.
De Rassenlijst geeft de best mogelijke voorspelling van de opbrengstpotentie van de rassen, met de middelen die voor het onderzoek beschikbaar zijn. Het is echter wel van belang dat het ras tijdens het groeiseizoen niet onderuit gaat door een bepaalde ziekte of plaag. In dat geval kan de opbrengst een stuk lager uitvallen dan op basis van de Rassenlijst verwacht mocht worden. Daarnaast kan ook het jaareffect meespelen. De cijfers op de Rassenlijst zijn gemiddelden van vier jaar onderzoek op verschillende proefvelden. Rassen presteren in het ene jaar soms beter dan in het andere, bijvoorbeeld als gevolg van het weer in dat jaar.
De kolom vroegheid grondbedekking in de tabellen van de Rassenlijst of Brochure suikerbietenzaad geeft een indicatie van de snelheid waarmee een ras blad ontwikkelt en het veld kan sluiten. Hoe hoger het cijfer in deze kolom hoe sneller de gewassluiting. Er is geen duidelijke correlatie tussen de beginontwikkeling of de hoeveelheid blad van een ras en de uiteindelijke gerealiseerde opbrengst.