Leerzame en nuttige praktijkdag Vredepeel

Afgelopen donderdag (17 september) vond op PPO-locatie Vredepeel een Praktijkdag Suikerbieten en Energieboerderij, met als thema ‘suikerbieten een energieke teelt’ plaats. Het stralende weer bracht ongeveer 450 bezoekers, verdeeld over de dag. Hieronder vindt u een foto-/video-impressie.


Allereerst heette Jan Kamp (PPO) iedereen welkom. Jan Kamp vertelde dat het project Energieboerderij bedoeld is om objectieve cijfers rond de energieteelten te krijgen. Hij benadrukte dat het vakmanschap van de bietenteler zeer belangrijk is. Hij sprak de hoop uit dat de telers op deze praktijkdag veel zouden leren, zodat we met ons allen werken aan de bekende doelstelling ‘3 keer 15’ (gemiddeld 15 ton suiker per hectare in 2015 tegen variabele teeltkosten van 15 euro per ton bieten).

 


Daarna kregen de bezoekers buiten bij de verschillende hopen uitleg van Frans Tijink (IRS) (foto: PPO Vredepeel).  Met een praktijkrooimachine waren met vier verschillende instellingen bieten gekopt/gerooid. Van elke instelling was één hoop op het erf gestort.

Het verschil tussen de optimale instelling……


………..en de instelling waarbij te diep werd gekopt, bedroeg maar liefst  160 euro per hectare.

De uitslagen van de verschillende instellingen zijn te vinden in de handout.


Vervolgens splitsten de bezoekers in zes groepen en reden op wagens langs diverse proeven/onderwerpen. Onderweg wisselden bezoekers ervaringen uit (foto: PPO Vredepeel).


Gerard Meuffels (PPO Vredepeel) lichtte namens het project Telen met Toekomst (TmT) een bladschimmelbestrijdingsproef toe. In deze proef werden verschillende bestrijdingsstrategieën vergeleken. Naast het onbehandelde object is ook door TmT een object aangelegd, waarin de bestrijding aan de hand van het bladschimmeladviesmodel was uitgevoerd. De gewasbeschermingsfabrikanten Bayer CropScience en Syngenta Crop Protection hadden objecten aangelegd, waarin zij hun bestrijdingsstrategieën toonden.


Gerard Meuffels benadrukte dat herkenning van de bladaantastingen cruciaal is en dat voor alle vier de bladschimmels geldt: spuit bij de eerste aantasting. Controleer daarom regelmatig het perceel en spuit niet meer dan nodig is, om het milieu en de portemonnee te sparen.

De suikerbiet is een gewas dat uitermate geschikt is voor de productie van energie. Door het lange groeiseizoen en haar kenmerkende eigenschappen is de suikerbiet in staat om veel biomassa te produceren. Doordat de biet in het najaar ook nog groeit, is het mogelijk om (naast regulier geteelde) ook bieten die pas in juli/augustus na een vroegruimend gewas worden gezaaid, te gebruiken voor de productie van energie.


Bram Hanse (IRS) gaf uitleg bij deze zogenaamde tussenteelt. IRS onderzoekt dit  voor Energieboerderij.


In de proef liggen vier zaaitijdstippen, waarbij de biet geheel links van de reguliere teelt is. Het eerste zaaitijdstip was 13 juni (T1), daarna zijn iedere drie weken de volgende bieten gezaaid (T2 op 3 juli; T3 op 24 juli; T4 op 13 augustus). Bij eenzelfde proef in 2008 was de opbrengst van de eerste zaai (in juni) het hoogst.


PPO-er Willem van Geel gaf uitleg over het project ‘Nutriënten Waterproof’ (NWP). Het project vergelijkt en ontwikkelt verschillende bedrijfssystemen op Zuidoostelijke zandgrond, gericht op een minimaal verlies van nutriënten naar het grond- en oppervlaktewater. Zijn advies is: stem de bemesting af op het perceel. Kijk waar je kunt besparen op nutriënten, om ze ergens anders in het bouwplan in te zetten. Houd bij suikerbieten bijvoorbeeld rekening met stikstof uit groenbemesters en met extra nalevering van stikstof op rijk met dierlijke mest bemeste percelen. Dat heeft ook direct twee voordelen, namelijk een hoger suikergehalte en je houdt stikstof over om aan andere gewassen te geven.


Onder de titel ‘Ken uw grond, ken uw bodem’ lichtte Henry van den Akker (DLV Plant) namens het project Spade een profielkuil toe (foto: PPO Vredepeel).


Bodemkundige aspecten als beworteling en structuur zijn in een profielkuil goed te beoordelen (foto: PPO Vredepeel). De afstand tussen onderkant wortels en het grondwater is bepalend voor de vochtleverantie door capillaire nalevering. Ondoordringbare verdichtingen in het profiel zijn hierbij funest.


In het project Energieboerderij kijkt PPO ook naar de energiewaarden van maïs (foto: PPO Vredepeel). Voor biogasmaïs is de methaangasproductie per kg droge stof het belangrijkste kwaliteitskenmerk.


Jos Groten (PPO) wees op enkele aandachtspunten voor een hoog rendement van biogasmais (foto: PPO Vredepeel):

  • gebruik rassen die voldoende vroeg zijn. In ieder geval moet een drogestof van 30-32% worden bereikt;
  • economisch bekeken zijn bij de aankoop van maïs voor een biovergister rassen interessant met de hoogste methaangasproductie per ton vers gewicht.


Onderweg van de maïs naar de aaltjes kwamen de groepen ook langs de stikstoftrappenproef. In deze proef voor het project Energieboerderij wordt gekeken naar de optimale stikstofgift voor biomassaproductie. Voor de energieteelt is zowel de wortel- als de loofopbrengst van belang. Op de foto rechtsboven is het veldje zonder stikstof duidelijk herkenbaar (foto: PPO Vredepeel).


Aaltjes vormen een belangrijk onderdeel van het bodemleven. Het grootste deel hiervan is nuttig, omdat ze zich voeden met insecten, bacteriën, schimmels of slakken of doordat ze dood plantmateriaal afbreken. Hans Hoek (PPO) bleef vooral stilstaan bij het aaltje Trichodorus similis (foto: PPO Vredepeel). Dit is een vrij belangrijk vrijlevend aaltje. Omdat hierover nog weinig bekend is, onderzoekt PPO Vredepeel in aardappelen, suikerbieten, waspeen, schorseneren en maïs hoeveel schade T. similis veroorzaakt en hoe sterk het zich vermeerdert. De eerste resultaten geven aan dat T. similis zich op bieten sterk kan vermeerderen, maar dat de schade meevalt. In de maïs was de schade door dit aaltje duidelijk zichtbaar.

 


Peter Wilting (IRS) zette uiteen aan waarom de rhizoctoniaresistenterassen niet meer getoetst worden op rhizomanieproefvelden (foto: PPO Vredepeel). Uit eerder IRS-onderzoek bleek dat rhizoctoniaresistente rassen in gebieden met rhizoctoniabesmetting een hogere opbrengst hebben dan vatbare rassen. Daarom is zijn advies in die gebieden waar rhizoctonia voorkomt: kies een rhizoctoniaresistent ras.

Wilting: ‘Resistent is eigenlijk een verkeerd woord, partieel resistent is beter. De resistentie tegen rhizoctonia is namelijk niet volledig. Dat wil zeggen dat in rhizoctoniaresistente rassen nog steeds rhizoctoniarot kan voorkomen, maar wel vele malen minder dan in niet-rhizoctoniaresistenterassen.’ Ook daarom is het belangrijk om een zo ruim mogelijk bouwplan aan te houden. Teel suikerbieten bij voorkeur na vroege aardappelen of granen, gevolgd door bladrammenas of gele mosterd.


Ook dit onderwerp leefde bij de bezoekers, wat onder andere bleek uit de verscheidene vragen.

 

Alle groepen kwamen vervolgens samen voor de demonstratie banden en bandspanning en om uitleg te krijgen over het kopadvies.


Richard Korver (DLV Plant) gaf toelichting bij de bandenspanningsdemonstratie. Twee gelijke trekker/kippercombinaties stonden opgesteld op een afstand van 200 meter. Beide kippers waren beladen met 11,2 ton bieten. De kipper achter de rechtertrekker had een bandspanning van 1,6 bar, de linker- een veel te hoge van 3,5 bar. In het filmpje is te zien dat de rechter trekker/kippercombinatie de afstand van 151 meter 20% sneller aflegt en dat in dezelfde versnelling en met hetzelfde ingestelde toerental. De bandenspanning bij zowel trekker als kipper waren zo gekozen dat ook geladen transport bij een snelheid van 50 km per uur over de weg mogelijk is.

 

 

 


In dezelfde tijd heeft de voorste trekker bijna 35 meter meer afgelegd dan de trekker met kipper op de te hoge bandspanning (foto: PPO Vredepeel).

 
De lage bandspanning gaf in het veld een afdruk van 4.130 cm2 (links) en de hoge bandspanning (3,5 bar) 2.850 cm2 (rechts). Dus door de spanning te verlagen neemt de bandenafdruk met 45% toe.

Duidelijk werd dat door de juiste bandspanning er tijdwinst, minder insporing en daardoor brandstofbesparing te behalen is.


Frans Tijink toonde dat het ideale kopwerk te meten is met een eenvoudig meetinstrument (zie hieronder).

 
Geen blad, wel kop. Voor het optimale rendement moet het snijvlak niet groter zijn dan een twee euromuntstuk.

 

Na de uitleg was er veel belangstelling voor het rooiwerk van de Vervaet Beet Eater 925 van Rooicombinatie Ploegmakers, Nooijen & van Bommel.


Tussen de middag kreeg Gerard Gosselink van CSV COVAS de gelegenheid de nieuwe bietentelerscooperatie voor te stellen aan het publiek.

 
In en rond de fraai aangeklede schuren van PPO-locatie Vredepeel konden de bezoekers zich uitgebreid laten informeren bij de stands van de diverse bedrijven en sponsors en …..


….er was gelegenheid om een patatje van Aviko te eten!

Meer informatie over alle onderdelen vindt u in de informatiebrochure die uitgedeeld werd op deze dag.

Wij willen hierbij alle sponsors en medewerkers hartelijk bedanken:
CSV COVAS,
Suiker Unie, Energieboerderij, SPADE, LLTB, PPO, DLV Plant, Agrio, Agrifac, Agrovision, Aviko, Bayer Crop Sciences B.V., Carnola, Grimme, Hilleshög/Syngenta Seeds, Holmer/van Gemeren, Imants, Innovatief Platteland, Joordens Zaden, Van Kessel Olie, KodA, KWS Benelux bv, Mertens, Michelin, Productschap Akkerbouw, Ploegmakers Rips, Roba, SESVanderHave Nederland bv, Syngenta CropProtection, Telen met toekomst, Top-Seeds/P.H. Petersen en Vervaet.  


Diverse andere organisaties maakten deze dag ook reportages:

 

 


Nieuwe Oogst-journaliste Yvonne Hurkens in gesprek met Peter Wilting (IRS) voordat de volgende groep arriveert.

Contactpersoon

Jurgen Maassen
Coördinatie voorlichting

Mogelijk ook interessant