Inleiding
Onkruiden in suikerbieten zijn ongewenst omdat ze met bieten concurreren om ruimte, lucht, vocht en nutriënten. Dit gaat ten koste van de bietenopbrengst. Verder kan een hoge onkruiddruk leiden tot oogst- of verwerkingsproblemen en neemt de zaad- voorraad in de grond toe. Voorkomen moet worden dat onkruiden die de onkruidbestrijding hebben overleefd zaad produceren.
Bovendien kunnen onkruiden ziekten en plagen overbrengen en/of vermeerderen. Voor een geslaagde bietenteelt is een goede onkruidbeheersing dus essentieel.
Hierna worden chemische en mechanische mogelijkheden voor een geslaagde onkruidbeheersing beschreven. De chemische onkruidbestrijding is onderverdeeld in het lage-doseringen-systeem en in het Conviso-Smart-systeem.
LAGE-DOSERINGEN-SYSTEEM (LDS)
Chemische onkruidbestrijding in het lage-doseringen-systeem vindt bij suikerbieten plaats voor zaai, na zaai en na opkomst van de bieten.
Vóór zaaibedbereiding
Onkruidbestrijding in bieten is alleen succesvol bij klein onkruid. Begin daarom met een schone lei en bestrijd grote(re) onkruiden vóór de zaaibedbereiding met glyfosaat. Voorkom structuurschade bij deze toepassing door te wachten totdat de grond berijdbaar is.
Figuur 26 Zorg voor minimale structuurschade bij bespuiting voor zaai.
Na zaai
Bij de onkruidbestrijding na zaai van de bieten maken we onderscheid in de toepassing van glyfosaat en de inzet van bodemherbiciden.
Voor-opkomst eventueel glyfosaat
Glyfosaat kan worden toegepast na het zaaien en voor opkomst van de bieten. Deze toepassing kan tot enkele dagen voor
opkomst. Als u te kort voor opkomst spuit is er gevaar dat de bieten die op doorbreken staan, worden geraakt door het middel. Dus controleer goed hoe ver de bieten zijn, voordat u gaat spuiten. De bestrijding van de overwinterde onkruiden na zaai is vaak beperkt effectief door (gedeeltelijke) grondbedekking.
Bodemherbicide
Het spuiten van een bodemherbicide direct of kort na het zaaien kan het aantal onkruiden na opkomst van de bieten beperken en de groei van onkruiden vertragen, waardoor de bestrijding na opkomst eenvoudiger kan zijn. Bij een goede werking van bodemherbiciden kan soms een bespuiting na opkomst worden bespaard. Voorwaarde hiervoor is de beschikbaarheid van voldoende vocht.
Geadviseerd wordt om te spuiten op vochtige grond. Met name op zandgronden droogt de toplaag snel uit, waardoor de werking van bodemherbiciden tegen kan vallen. Ook op gronden met een hoog organisch stofgehalte (hoger dan ongeveer 5%) werken bodemherbiciden doorgaans slecht. Vandaar het advies om op deze gronden de onkruiden alleen na opkomst van de bieten te bestrijden.
Figuur 27 Toepassen bodemherbicide.
Figuur 28 Echte kamille.
Werking bodemherbiciden
Voor een effectieve bestrijding van sommige probleemonkruiden, met name bingelkruid, hondspeterselie en kamille, is het advies om direct na zaai een bodemherbicide toe te passen. Wanneer kamille verwacht wordt: spuit na het zaaien 2 liter per hectare Goltix SC of Bettix SC. De kans op kamille is het grootst bij vroege zaai. Bij laat zaaien neemt de noodzaak van een bodemherbicide voor opkomst tegen kamille af.
Als hondspeterselie wordt verwacht is het advies Centium 360 CS, Goltix Queen of Kezuro voor opkomst te gebruiken. Spuit direct na zaai maximaal 100 milliliter (0,1 liter) per hectare Centium 360 CS. Bij natte en koude omstandigheden en een laag organisch stofgehalte (minder dan circa 2,5%) wordt 50 tot 70 milliliter per hectare Centium 360 CS aanbevolen. Onder deze omstandigheden kunnen hogere doseringen (bijvoorbeeld door overlappingen) leiden tot ernstige groeiremming of zelfs plantwegval. Ook onder groeizame omstandigheden is na toepassing van Centium 360 CS bijna altijd enige mate van witverkleuring van het blad zichtbaar. Witverkleuring van de bieten leidt niet tot opbrengstderving.
Ten opzichte van metamitron heeft Centium 360 CS een betere werking op honds- peterselie, bingelkruid, kleefkruid, varkens- gras en zwaluwtong. De werking tegen kamille en uitstaande melde is verwaarloos- baar. Als ook kamille verwacht wordt, meng dan Centium 360 CS (50 ml/ha) met Goltix SC of Bettix SC (1,5 l/ha) of met Goltix Queen of Kezuro (1,5-2 l/ha).
Wanneer u een hoge bezetting van honds- peterselie en bingelkruid verwacht, dan kan voor opkomst ook met Goltix Queen (maximale dosering is 3 l/ha) of Kezuro worden gespoten (maximale dosering is 3,5 l/ha). Meerwaarde van het gebruik van een bodemherbicide na zaai is in tabel 9 samengevat.
Tabel 9 Meerwaarde van toepassing van bodemherbicide na zaai van het gewas in aanbevolen dosering op moeilijk te bestrijden onkruiden.
middel | aanbevolen dosering | goede werking tegen |
Centium 360 CS | 50-100 ml/ha | bingelkruid, hondspeterselie, kleefkruid, varkens- gras, zwaluwtong |
Goltix SC, Bettix SC | 2 l/ha | duivenkervel, kamille |
Goltix Queen, Kezuro | 2-3 l/ha | bingelkruid, duivenkervel, hondspeterselie, kamille, kleefkruid |
Na opkomst
Bij de onkruidbestrijding na opkomst van de bieten maken we onderscheid in zaadonkruiden, wortelonkruiden, aardappelopslag en grasachtige onkruiden.
Zaadonkruiden
Het lage doseringensysteem (LDS) bestaat uit lage doseringen fenmedifam, ethofumesaat, metamitron en plantaardige olie. Gebruik vanuit het oogpunt van milieu geen minerale olie. Metamitron (Goltix SC of Bettix SC) is een breedwerkend en gewasveilig herbicide in het LDS. Quinmerac toegevoegd aan metamitron (Goltix Queen/Kezuro) versterkt de werking op bingelkruid, duivenkervel en hondspeterselie. Vervanging van metamitron in het LDS door Dual Gold 960 EC, Frontier Optima of Tanaris wordt niet aanbevolen, aangezien die middelen maar een beperkte werking hebben tegen meldensoorten, bovendien kunnen deze herbiciden pas vanaf het tweebladstadium van de bieten worden ingezet.
Klein onkruid
Voor een effectieve bestrijding is het belangrijk om het onkruid zo vroeg en klein mogelijk (kiembladstadium) te bestrijden, ongeacht het stadium van de bieten. Voer de bespuitingen uit op een droog gewas, bij voorkeur ’s avonds of ’s ochtends vroeg.
Vooral als de onkruiden afgehard zijn is het van belang dat op moment van spuiten de relatieve luchtvochtigheid hoog is (meer dan 80%). Zodra nieuwe onkruiden worden waargenomen de bespuiting herhalen.
Tabel 10 Toevoegen middel in gangbare dosering aan standaard LDS-combinatie.
toevoeging middel | gangbare dosering (bladstadium biet) |
Centium 360 CS | 20 ml/ha (2-blad), 40 ml/ha (4-blad), 50-100 ml/ha (6-blad of meer) |
Dual Gold 960 EC | 0,5 l/ha (vanaf 2-blad) |
Frontier Optima | 0,15 l/ha (2-blad), 0,3 l/ha (4-blad), 0,3-0,45 l/ha (6-blad of meer) |
Lontrel 100, Vivendi 100 | 0,5 l/ha (vanaf kiemblad) |
Safari, Shiro | 15 g/ha (vanaf kiemblad) |
Safari Duoactive | 100 g/ha (2-blad op lichte grond met laag organische stof, anders vanaf kiemblad) |
Tanaris | 0,3 l/ha (2-blad), 0,6 l/ha (vanaf 4-blad) |
Tabel 11 Gevoeligheid onkruiden in het kiemplantstadium voor verschillende LDS-combinaties.
onkruid | LDS | LDS | |||||||
+ quinmerac | + ,015 Safari | + 0,1 Safari Duoactive | + 0,5 Dual Gold 960 EC | + 0,3 Frontier Optima | + 0,6 Tanaris | + 0,04 Centium
360 CS |
+ 0,5 Lontrel 100 | ||
bingelkruid | 0 | 2 | 5 | 5 | 2 | 3 | 4 | 3 | 0 |
duivenkervel | 3 | 3 | 4 | 5 | 4 | 4 | 4 | 3 | 3 |
ereprijs | 3 | 4 | 4 | 4 | 4 | 4 | 5 | 3 | 3 |
herik | 1 | 1 | 5 | 5 | 1 | 2 | 2 | 1 | 1 |
hondspeterselie | 1 | 3 | 4 | 5 | 3 | 3 | 4 | 4 | 4 |
kamille | 4 | 4 | 5 | 5 | 4 | 4 | 4 | 4 | 4 |
kleefkruid | 2 | 3 | 5 | 5 | 2 | 3 | 4 | 4 | 2 |
knopkruid | 3 | 3 | 4 | 4 | 4 | 4 | 4 | 3 | 4 |
koolzaadopslag | 3 | 3 | 5 | 5 | 3 | 3 | 3 | 3 | 3 |
melganzenvoet | 3 | 3 | 3 | 4 | 3 | 3 | 3 | 3 | 3 |
ooievaarsbek | 1 | 1 | 3 | 3 | 4 | 3 | 3 | 1 | 1 |
papegaaienkruid | 2 | 2 | 5 | 5 | 2 | 4 | 4 | 3 | 2 |
perzikkruid | 3 | 3 | 4 | 5 | 3 | 4 | 4 | 4 | 4 |
straatgras | 3 | 3 | 3 | 4 | 5 | 5 | 5 | 3 | 3 |
uitstaande melde | 2 | 2 | 2 | 3 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 |
varkensgras | 1 | 1 | 3 | 4 | 2 | 1 | 1 | 4 | 2 |
veerdelig tandzaad | 0 | 0 | 5 | 5 | 0 | 0 | 0 | 0 | 5 |
waterpeper | 2 | 2 | 5 | 5 | 2 | 2 | 2 | 4 | 2 |
zwaluwtong | 3 | 3 | 4 | 4 | 4 | 3 | 3 | 4 | 4 |
5 = gevoelig; 0 = niet gevoelig
Dosering
Een lage dosering in het LDS is 0,5 liter per hectare van elk middel, namelijk 0,5 fenmedifam (160 g/l) + 0,5 metamitron + 0,5 ethofumesaat (200 g/l) + plantaardige olie. LDS kan bestaan uit losse componenten of uit combinatieproducten. Mocht het, bijvoorbeeld door weersomstandigheden, niet gelukt zijn om de onkruiden in het kiemblad te bestrijden, dan is het vaak nodig om de dosering te verhogen. Vanaf het gestrekt kiemblad- stadium van de bieten kan de LDS-dosering met 50% en vanaf het tweebladstadium met 100% worden verhoogd. Onder droge omstandigheden laat met name melganzenvoet zich lastig bestrijden. Verhogen van de dosering fenmedifam en plantaardige olie is onder deze omstandigheden aan te raden.
Tabel 12 Informatie gangbare, toegelaten herbiciden (l of kg per hectare).
werkzame stof | gehalte | merknaam | voor opkomst max. dosering | na opkomst max. dosering | na opkomst max. aantal toepassingen | max. per teelt | min. interval (dagen) | extra drift- reducerende maatregelen | teeltvrije zone* (m) | toegestaan in grondwater- bescher- mingsgebied | veiligheids- termijn (dagen) |
clethodim | 120 g/l | Centurion Plus | –
– |
0,5
1-2,5 |
2
1 |
1,0
2,5 |
7
– |
nee ja, DRT | 0,5
afh. DRT |
ja ja | 56
56 |
180 g/l | Brixton | – | 1,0 | 1 | 1,0 | – | ja, DRT | 2 | ja | 80 | |
clomazone | 360 g/l | Centium 360 CS | 0,2 | 0,1 | 4 | 0,2 | 7 | nee | 0,5 | ja | geen |
clopyralid | 100 g/l | Lontrel 100, Vivendi 100 | –
– |
0,5
1,2 |
3
1 |
1,5
1,2 |
7
– |
nee nee | 0,5
0,5 |
ja, mrt-aug ja, mrt-aug | geen geen |
cycloxydim | 100 g/l | Focus Plus | –
– |
2
4-5 |
2
1 |
4,0
5,0 |
10
– |
nee nee | 0,5
0,5 |
ja ja | 56
56 |
dimethenamide-P | 720 g/l | Frontier Optima | –
– – |
0,3
0,45 0,9 |
3
2 1 |
0,9
0,9 0,9 |
7
7 – |
nee nee nee | 0,5
0,5 0,5 |
ja ja ja | geen geen geen |
dimethenamide-P/ quinmerac | 333/167 g/l | Tanaris | – | 0,6 | 3 | 1,5 | 7 | nee | 0,5 | ja, mrt-aug | geen |
ethofumesaat | 200 g/l | Ethofol 200 EC, Tramat 200 | – | 1,0 | 8 | 4,0 | 7 | nee | 0,5 | ja | geen |
500 g/l | Oblix 500 SC | – | 0,4 | 8 | 1,6 | 7 | nee | 0,5 | ja | geen | |
500 g/l | Tramat 500 | – | 0,33 | 6 | 2,0 | 7 | nee | 0,5 | ja | geen | |
ethofumesaat/fenmedifam | 190/200 g/l | Betanal Tandem | –
– |
1,5
1,0 |
3
6 |
4,0
4,0 |
5
5 |
nee nee | 0,5
0,5 |
ja ja | 90
90 |
200/200 g/l | Powertwin | – | 1,0 | 6 | 5,0 | 7 | nee | 0,5 | ja | geen | |
fenmedifam | 160 g/l | Astrix EC | – | 1,0 | 8 | 6,0 | 7 | nee | 0,5 | ja | geen |
Corzal SE | – | 1,5 | 8 | 8,0 | 7 | nee | 0,5 | ja | geen | ||
320 g/l | Kontakt 320 SC | – | 0,5 | 6 | 3,0 | 7 | nee | 0,5 | ja | geen |
Tabel 12 vervolg.
werkzame stof | gehalte | merknaam | voor opkomst max. dosering | na opkomst max. dosering | na opkomst max. aantal toepassingen | max. per teelt | min. interval | extra drift- reducerende maatregelen | teeltvrije zone* (m) | toegestaan in grondwater- bescher- mingsgebied | veiligheids- termijn (dagen) |
fluazifop-p-butyl | 125 g/l | Fusilade Max | – | 3,0 | 1 | 3,0 | – | nee | 0,5 | ja | 56 |
foramsulfuron/ thiencarbazon-methyl | 50/30 g/l | Conviso One | –
– |
0,5
1,0 |
2
1 |
1,0
1,0 |
10
– |
ja, DRT ja, DRT | 0,5
afh. DRT |
ja ja | geen geen |
metamitron | 700 g/l | Bettix SC | 3,0 | 1,0 | 8 | 5,0 | 5 | nee | 0,5 | ja | geen |
Goltix SC | 3,0 | 1,0 | 6 | 5,0 | 5 | nee | 0,5 | ja | geen | ||
metamitron/ethofumesaat | 350/150 g/l | Goltix Super | 2,0 | 1,5 | 6 | 6,0 | 7 | nee | 0,5 | ja | geen |
Metafol Super | 2,0 | 2,0 | 6 | 6,0 | 5 | nee | 0,5 | ja | geen | ||
metamitron/quinmerac | 525/40 g/l | Goltix Queen | 3,0
– – |
1,0
2,0 1,25 |
3
3 6 |
6,0
6,0 6,0 |
5
7 5 |
nee nee nee | 0,5
0,5 0,5 |
ja ja ja | geen geen geen |
571/71 g/l | Kezuro | 3,5 | 1,3 | 3 | 3,5 | 7 | nee | 0,5 | ja | geen | |
propaquizafop | 100 g/l | Agil 100 EC | – | 1,5 | 2 | 1,5 | 14 | ja, DRT | 0,5 | ja | 60 |
quizalofop-p-ethyl | 50 g/l | Pilot | – | 2,0 | 2 | 2,0 | 21 | ja, DRT | 0,5 | ja | geen |
s-metolachloor** | 960 g/l | Dual Gold 960 EC | – | 1,0 | 4 | 1,5 | 7 | ja, DRT | 0,5 | nee | geen |
triflusulfuron-methyl | 50% | Safari, Shiro | – | 0,03 | 4 | 0,12 | 7 | nee | 0,5 | ja | geen |
triflusulfuron-methyl/lenacil | 7,1/71,4% | Safari Duoactive | – | 0,21 | 3 | 0,63 | 5 | Ja, DRT | 0,5 | ja | 28 |
* Teeltvrije zone behorend bij middel ** Niet op zandgrond
Lastige onkruiden
Voor moeilijk te bestrijden onkruiden kan een extra middel aan de LDS-combinatie worden toegevoegd. Gekozen kan worden voor Centium 360 CS, Dual Gold 960 EC, Frontier Optima, Tanaris, Safari, Safari Duoactive of Lontrel 100 (zie tabel 10). In verband met gewasveiligheid worden de middelen Centium 360 CS, Dual Gold 960 EC, Frontier Optima en Tanaris pas vanaf het tweebladstadium van de suikerbieten geadviseerd. Daarnaast is voor Centium 360 CS, Frontier Optima en Tanaris nog een aanbevolen dosering per bladstadium van het gewas meegegeven, om deze middelen zo veilig mogelijk in te zetten. Dual Gold 960 EC mag niet op zandgronden en in grondwaterbeschermingsgebieden worden gespoten. In tabel 11 staat de gevoeligheid van onkruiden in het kiembladstadium voor de verschillende combinaties in het LDS. De kolom ‘LDS’ geeft de gevoeligheid van de onkruiden aan voor de standaard LDS- combinatie. Bij de overige kolommen wordt de mogelijke meerwaarde van het toevoegen van een specifiek middel aangegeven. In tabel 12 staan de in de bietenteelt gangbare, toegelaten onkruidbestrijdings- middelen (situatie op 01-02-2023). In deze tabel is tevens opgenomen hoe vaak het betreffende middel in na-opkomst LDS- bespuitingen mag worden toegepast, welke maximale dosering is toegestaan en welke minimale interval tussen twee bespuitingen moet worden aangehouden. Indien extra drift reducerende technieken bij de toepassing verplicht zijn (DRT), wordt voor extra informatie verwezen naar het etiket en/of de CTGB-site (ctgb.nl). Dit geldt ook, indien van toepassing, voor de teeltvrije zone. De teeltvrije zone in deze tabel is gekoppeld aan het middel, volgens andere wetgeving moet wellicht langs sloten en/of andere perceelsgrenzen een ruimere teeltvrije zone worden aangehouden. Tevens staat vermeld of het middel mag worden toegepast in grondwaterbeschermingsgebieden, eventueel met restrictie in een bepaalde periode. Indien van toepassing is ook de veiligheidstermijn tussen de laatste bespuiting en de oogst gegeven.
Wortelonkruiden
Zodra de akkerdistels, (akker)melkdistels en klein hoefblad boven staan en blad vormen kan 0,5 liter per hectare Lontrel 100 of een ander clopyralid bevattend middel aan het LDS worden toegevoegd. Doe dit onder groeizame omstandigheden (dunne waslaag, groeizame temperatuur en hoge RV). Bij de bestrijding van wortelonkruiden is het belangrijk dat deze goed aan de groei zijn. Pas clopyralid daarom niet toe binnen tien dagen na gebruik van Safari of Safari Duoactive, vanwege de kans op slechtere werking bij de bestrijding van distels. Indien nodig kan deze bespuiting twee keer worden herhaald.
Een andere mogelijkheid is om één keer een aparte bespuiting uit te voeren met maxi- maal 1,2 liter per hectare Lontrel 100 + 1,0 liter per hectare plantaardige olie. Dit kan gedaan worden tot het acht- tot tienbladstadium van de bieten. Dit is het stadium waarbij de bladeren elkaar in de rij nog niet raken, meestal in de tweede helft van mei. Vanwege paraplu-werking van de bieten neemt daarna de effectiviteit van de bespuitingen af. Bij een aparte toepassing heeft pleksgewijze bestrijding met (rug)spuit de voorkeur. Overschrijd daarbij niet de wettelijke toegestane dosering.
In tabel 13 staan de kleurcodes voor de milieubelastingspunten van de herbiciden bij twee organische stofgehalten en de prijzen. Voor de berekening is gebruik gemaakt van de laatste versie van de milieumeetlat (juni 2021) van het Centrum voor Landbouw en Milieu (CLM). Streef daarbij naar een minimaal aantal punten per categorie (waterleven, bodemleven en grondwater).
Figuur 29 Plek met akkermelkdistel.
Aardappelopslag
Aardappelopslag in bieten geeft concurrentie en vormt al snel nieuwe knollen. Hierdoor kunnen aardappelcystenaaltjes zich blijven vermeerderen. Verder kan aardappelopslag een besmettingsbron zijn voor Phytophthora infestans en kunnen virussen en insecten (onder andere de coloradokever) zich vermeerderen. Bestrijd daarom tijdig aardappelopslag!
Tabel 13 Overzicht aantal mogelijke herbicidentoepassingen (kg of l product per hectare), prijzen (exclusief BTW) en milieubelastingspunten bij twee organische stofgehalten van de bodem.
werkzame stof (merknaam) | middelen- kosten (€/ha) | milieubelastingspunten | ||||
waterleven 3 | 1,5-3% organische stof | 3-6% organische stof | ||||
bodemleven | grondwater | bodemleven | grondwater | |||
voor opkomst | ||||||
0,1 clomazone (Centium 360 CS) | 20 | |||||
2,0 metamitron (Bettix SC, Goltix SC) | 71 | |||||
3,0 metamitron/quinmerac (Goltix Queen) | 107 | |||||
3,5 metamitron/quinmerac (Kezuro) | 144 | |||||
na-opkomstcombinaties | ||||||
LDS 1 | 33 | |||||
LDS inclusief quinmerac 2 | 39 | |||||
LDS + 0,015 Safari/Shiro | 52 | |||||
LDS + 0,1 Safari Duoactive | 55 | |||||
LDS + 0,5 Dual Gold 960 EC | 47 | |||||
LDS + 0,3 Frontier Optima | 40 | |||||
LDS + 0,6 Tanaris | 59 | |||||
LDS + 0,04 Centium 360 CS | 43 | |||||
LDS + 0,5 Lontrel 100 | 60 | |||||
grassenmiddelen | ||||||
0,75 Agil 100 EC | 32 | |||||
1,0 Centurion Plus | 45 | |||||
1,2 Focus Plus | 30 | |||||
0,9 Fusilade Max | 38 | |||||
0,9 Pilot | 38 |
- LDS = 0,5 fenmedifam (160 g/l) + 0,5 metamitron + 0,5 ethofumesaat (200 g/l) + 0,5 olie. LDS kan bestaan uit losse componenten of uit de volgende combinatieproducten:
- fenmedifam + ethofumesaat: 0,5 Betanal Tandem / Powertwin;
- metamitron + ethofumesaat: 1 Goltix Super / Metafol Super
- 0,7 Goltix Queen in plaats van 0,5 metamitron.
- Bij de berekening van de milieubelastingspunten voor het waterleven is gerekend met een drift van 1%. Als er geen sloten om het perceel liggen, tellen deze punten niet mee.
Voorkomen is beter dan bestrijden Aardappelopslag in bieten kan (grotendeels) worden voorkomen door geen aardappelen direct voorafgaand aan de bieten te telen. Vermindering van aardappelopslag wordt ook bereikt door de rooiverliezen bij de aardappeloogst te beperken en/of het aardappelgewas te bespuiten met maleine hydrazide (Royal MH of Crown MH). Houd de achterblijvende aardappelen aan de opper- vlakte door een niet-kerende grondbewerking uit te voeren.
Beste met glyfosaat bestreden
Hiervoor worden aanstrijkers gebruikt of hand-apparatuur, zoals een Selector bij een lage bezetting. Lees zorgvuldig het Wettelijk Gebruiksvoorschrift (WG) om na te gaan of en op welke wijze het glyfosaat-bevattende middel mag worden toegepast. Andere chemische middelen, zoals Safari, Frontier Optima, Dual Gold 960 EC of clopyralid- bevattende middelen (o.a. Lontrel 100), geven onvoldoende bestrijding van aardappel- opslag. Vaak zorgen deze middelen enkel voor verbranding en/of tijdelijke groei- remming van het aardappelloof. De knol- vorming gaat bij deze middelen door. Uit fytosanitair oogpunt is het echter noodzake- lijk dat ook de ondergrondse delen volledig worden bestreden. In het uiterste geval kunnen aardappelcystenaaltjes (Globodera pallida of G. rostochiensis) zich blijven vermeerderen en wordt het vruchtwisselingseffect geheel te niet gedaan. Zie ook www. irs.nl/aardappelopslag.
Grasachtige onkruiden
Hanenpoot en straatgras zijn goed te bestrijden door aan de LDS-combinatie tijdig Dual Gold 960 EC, Frontier Optima of Tanaris toe te voegen. Spuit bij voorkeur voordat de grassen gekiemd zijn of uiterlijk direct na kieming. Voor een goede werking van deze bodemherbiciden is voldoende bodemvocht belangrijk.
Grassenbestrijdingsmiddelen in LDS-combinatie
Bij de bestrijding van de meeste grasachtige onkruiden is het mogelijk om aan de LDS-combinatie een verlaagde dosering van een grassenbestrijdingsmiddel toe te voegen (zie tabel 14). Doe dit alleen als de grassen in een jong groeistadium zijn, in elk geval voordat ze beginnen met uitstoelen en als de grassen niet geremd zijn door een voorafgaande bespuiting van bijvoorbeeld Safari of Centium 360 CS. In verband met kans op gewasschade geen grassen- bestrijdingsmiddel toevoegen aan een LDS-combinatie met daarin Dual Gold 960 EC, Frontier Optima of Tanaris.
Figuur 30 Grassen in een jong groeistadium.
Tabel 14 Dosering (l/ha) van grassenbestrijdingsmiddel bij toepassing op niet-uitgestoelde grassen, bij toevoeging aan LDS-combinatie.
– = onvoldoende effect voor een advies
merknaam | grassoort | ||||
duist 1, graanopslag, hanenpoot, windhalm en wilde haver | kweek 2 | raai- gras 3 | stuifdek gerst 2 | straat- gras 4 | |
Agil 100 EC | 0,75 | 1,5 | 0,75 | 1,2 | – |
Centurion Plus | 0,5-1,0 | 2,5 | 1,0 | 1,0 | 1,0 |
Focus Plus | 1,0-1,2 | 5,0 | 1,2 | 2,0 | – |
Fusilade Max | 0,9 | 3,0 | – | 1,5 | – |
Pilot | 0,9 | 2,0 | 0,9 | 1,5 | – |
- bij resistente duist Focus Plus of Centurion Plus inzetten.
- aparte bespuiting van kweek en stuifdek gerst (niet toevoegen aan LDS).
- bij resistent raaigras voorkeur voor 2,5 liter per hectare Centurion Plus
- de genoemde dosering is alleen voldoende effectief tegen jong, niet uitgestoeld straatgras.
Grassenbestrijdingsmiddelen als aparte toepassing
Een aparte bespuiting met een grassenbestrijdingsmiddel wordt geadviseerd bij de bestrijding van straatgras, kweek, resistente duist en resistent raaigras. Dit advies geldt ook in het geval dat het niet gelukt is om tijdig te spuiten en de grassen zijn uitgestoeld. Laat bij voorkeur minimaal drie dagen zitten tussen een LDS en een aparte grassenbestrijding. In tabel 13 staan de kleurcodes voor de milieubelastingspunten van de grassenmiddelen, bij twee organische stofgehalten en bij een gangbare dosering (aparte bespuiting ter bestrijding van onder andere graanopslag).
HULPMIDDELEN
Onkruidherkenning
Voor de herkenning van onkruiden kunt u de app ‘Onkruidherkenning’ gebruiken: www.irs.nl/ applicatie-onkruidherkenning. Daarnaast kunnen diverse app’s op een mobiel apparaat worden gezet die door middel van een foto onkruiden herkennen, zoals Plantnet en ObsIdentify.
Applicatie LDS onkruidbeheersing
Voor de advisering in het LDS is een applicatie van IRS-LIZ-Onkruidbeheersing (www.irs.nl/ILO) beschikbaar. Het programma is in een moderne stijl opgebouwd, waardoor het eenvoudig en overzichtelijk te gebruiken is. Deze applicatie is ook zeer geschikt om met een smartphone of tablet te gebruiken, het kan via www.irs-onkruidbeheersing.nl worden geïnstalleerd.
Op een mobiel apparaat kan de applicatie IRS-LIZ-Onkruidbeheersing opgeslagen worden en is het benaderbaar via het icoontje en natuurlijk de IRS-app. Op basis van bietenstadium, onkruidstadium en toepassingsomstandigheden wordt een advies van middelen gegeven. Als aanvulling is een compleet overzicht beschikbaar met de ingevulde gegevens. Waarbij door het invullen van de perceelsgrootte de benodigde hoeveelheid aan middelen wordt uitgerekend per perceel.
CONVISO-SMART-SYSTEEM
Conviso Smart is een alternatief systeem voor onkruidbeheersing in suikerbieten in vergelijking met het huidige lage-doseringen- systeem (LDS). In dit systeem gaat het om het gebruik van een ALS-resistent-ras in combinatie met het middel Conviso One. Dit middel bevat de werkzame stoffen foramsulfuron (50 g/l) en thiencarbazon-methyl (30 g/l). Beide werkzame stoffen zijn
ALS-remmers. Het is belangrijk te weten dat Conviso One alleen in een Conviso Smart-ras kan worden ingezet, aangezien de overige bietenrassen worden doodgespoten door Conviso One. Conviso Smart-rassen zijn met rhizomanie-, rhizoctonia- en bca-resistenties beschikbaar. De opbrengsten van deze rassen zijn in het rassenonderzoek, met een gangbare LDS, momenteel nog 10% lager dan hoogst scorend gangbaar ras met vergelijkbare eigenschappen.
Een Conviso Smart-ras kan bij Cosun Beet Company worden besteld met een verklaring dat op het betreffende perceel een probleem is met onkruid of onkruidbieten dat niet via de reguliere inzet van herbiciden beheerst kan worden en anders geen geslaagde bietenteelt kan plaatsvinden. Tegelijkertijd met de bestelling van het zaad wordt ook het middel Conviso One besteld. Eventueel niet gebruikte eenheden Conviso One kunnen retour worden geleverd.
Figuur 31 Conviso One en Conviso Smart-ras.
Werking
Conviso One heeft een blad- en bodem- werking en laat een zeer goede bestrijding zien op een groot aantal breedbladige en grasachtige onkruiden. Conviso One heeft daarnaast een interessante nevenwerking tegen veel wortelonkruiden, zoals heermoes, veenwortel en akkermunt. Conviso One is een traag werkend middel. De werking wordt na een week zichtbaar in de vorm van groeiremming en vergeling, wat uiteindelijk resulteert in afsterving van de gehele onkruidplant (na 2-4 weken). Conviso One heeft een nawerking op later kiemende onkruiden.
Tabel 15 Gevoeligheid onkruiden voor Conviso One.*
bingelkruid | 5 | herik | 5 | melganzenvoet | 4 | uitstaande melde | 4 |
duivenkervel | 4 | hondspeterselie | 5 | naaldaarsoorten | 5 | vingergrassoorten | 5 |
dovenetelsoorten | 4 | kamille** | 5 | ooievaarsbeksoorten | 4 | varkensgras | 5 |
ereprijssoorten | 3 | kleefkruid | 5 | papegaaienkruid | 5 | veerdelig tandzaad | 5 |
gierstsoorten | 5 | knopkruid | 5 | perzikkruid | 5 | waterpeper | 5 |
hanenpoot | 5 | koolzaadopslag | 5 | straatgras | 5 | zwaluwtong | 5 |
* 0 = geen werking; 5 = zeer goede werking; ** niet werkzaam indien ALS-resistent
Onkruiden aanwezig voor zaai bieten Op veel percelen staan na een zachte winter vaak de nodige onkruiden en overlevende groenbemesters. Op de lichte gronden is het
mogelijk om voor het zaaien te (eco)ploegen. Hierdoor wordt direct met een schoon perceel begonnen. Bij aanwezigheid van grotere onkruiden is een bespuiting voor zaaibedbereiding met een middel op basis van glyfosaat aan te raden.
Onkruiden na zaai
Indien na zaai nog veel ontwikkelde onkruiden te zien zijn, is een bespuiting met glyfosaat voor opkomst van de bieten te overwegen. De bestrijding van het onkruid na zaai is vaak minder effectief door (gedeeltelijke) grondbedekking. Door het gebruik van Conviso One na opkomst is de inzet van bodemherbiciden voor opkomst niet zinvol.
Figuur 32 Conviso One heeft een goede werking tegen hondspeterselie.
De toepassing
Het advies is om Conviso One twee keer toe te passen. Beide keren in de volgende combinatie: 0,5 liter per hectare Conviso One, 0,5-1 liter per hectare fenmedifam (o.a. Corzal SE), 0,5-1 liter per hectare ethofumesaat (o.a. Tramat EC) en 1 liter per hectare plantaardige olie. Deze combinatie wordt geadviseerd om de werking te optima- liseren en vanwege resistentiemanagement. De eerste toepassing van Conviso One vindt plaats op basis van de ontwikkeling van de onkruiden. Leidend hierbij is de maximale grootte van de onkruiden melganzenvoet (maximaal 2-4 echte bladeren) en/of uitstaande melde (maximaal 2 echte bladeren). Wanneer beide onkruiden niet voor komen, dan is het tijdstip van de eerste toepassing minder strikt. De eerste toepassing wordt dan geadviseerd als de meest ontwikkelde onkruiden ongeveer vier bladeren hebben. De tweede toepassing vindt 15 tot 30 dagen hierna plaats, het interval is afhankelijk van de effectiviteit van de eerste toepassing en de groeiomstandig- heden van de onkruiden na de eerste toepassing. Hoogste dosering fenmedifam en ethofumesaat in de combinatie gebruiken bij grotere onkruiden en/of onder minder gunstige spuitomstandigheden (hoge temperaturen, lage RV). De inzet van andere herbiciden in de combinatie met Conviso One heeft geen meerwaarde.
Verwijder schieters op tijd
Conviso One is zeer effectief tegen aanwezige en kiemende standaard onkruidbieten. Bij het Conviso-Smart-systeem is het erg belangrijk om alle Conviso Smart schieters tijdig te verwijderen, onkruidbieten van deze schieters zijn namelijk bij de volgende bietenteelt op dat perceel niet meer met Conviso One te bestrijden.
Daarnaast zijn deze Conviso Smart onkruid- bieten ook resistent, voor zover bekend, tegen alle ALS-herbiciden. Dus zijn bijvoorbeeld ook niet te bestrijden in graan met de gangbare ALS-remmende herbiciden, zoals Capri Twin en Atlantis Star. Bij de vorming van zaden van Conviso Smart bieten ontstaat een probleem, dat zich dus niet beperkt tot enkel suikerbieten.
Figuur 33 Conviso Smart onkruidbieten zijn moeilijk te bestrijden in het gehele bouwplan.
Stuifdek
Gerst als stuifdek wordt door Conviso One bestreden. Een vroege bespuiting van Conviso One kan de functie tegen stuiven
van gerst verminderen. Indien het stuifdek van gerst nog te weinig is ontwikkeld, kan overwogen worden om eerst een traditionele LDS-bespuiting uit te voeren. Hierdoor worden de aanwezige onkruiden opgeruimd en/of klein gehouden, waardoor Conviso One in de vervolgbespuiting effectief kan worden ingezet.
Figuur 34 Stuifdek gerst wordt bestreden door Conviso One.
Aardappelopslag
In het algemeen wordt knolvorming van aardappelopslag onvoldoende bestreden. De effecten van Conviso One op aardappelopslag verschillen per ras. Normaliter heeft Conviso
Tabel 16 Overzicht toepassing Conviso One (kg of l product per hectare) en milieubelastingspunten bij twee organische stofgehalten van de bodem.
Merknaam | middelen- kosten (€/ha) | milieubelastingspunten* | ||||
waterleven 1 | 1,5-3% organische stof | 3-6% organische stof | ||||
bodemleven | grondwater | bodemleven | grondwater | |||
0,5 Conviso One + 1 Betanal Tandem | 58 |
* Toelichting kleuren, zie tabel 13
-
- Bij de berekening van de milieubelastingspunten voor het waterleven is gerekend met een drift van 1%. Als er geen sloten om het perceel liggen, tellen deze punten niet mee.
Figuur 35 Vorming veel kleine knolletjes bij aardappel- opslag na toepassing van Conviso One.
One een duidelijk effect op de bladmassa van de bovenstaande aardappelopslag. Hierdoor blijft de plant kleiner of gaat soms dood.
Ten opzichte van niet behandelde aardappel- opslag zijn bij Conviso One de knollen duidelijk kleiner en soms minder in aantal. Extra toevoeging van een middel aan deze combinatie met bijvoorbeeld clopyralid (o.a. Lontrel 100), geeft geen betere bestrijding van aardappelopslag. Een goede bestrijding van aardappelopslag is bovenal alleen maar mogelijk met de inzet van glyfosaat, om zodoende knolvorming te verhinderen.
Vruchtopvolging
Vanwege de lange nawerking van Conviso One in de bodem staat op het etiket de volgende tekst vermeld: “Na de teelt van bieten, behandeld met Conviso One zijn in het kader van een normale vruchtopvolging de volgende teelten mogelijk (na een intensieve grondbewerking van minimaal 20 cm diep, bijv. ploegen of roterend spitten): winter- en zomertarwe, winter- en zomergerst, koolzaad, zonnebloem, maïs, suikerbiet, erwten, bonen, sojaboon, raaigras en mosterd (groenbemester).” In aanvulling hierop wordt op het etiket in de aanbevelingen de teelt van aardappelen vermeld, wat verbouwd kan worden na minimaal 20 cm diep ploegen.
Figuur 36 Resistente kamille niet gevoelig voor Conviso One.
Resistentie onkruiden
Aangezien bij het gebruik van ALS-herbiciden een verhoogd risico is op resistentie van onkruiden, is preventie van resistentieont- wikkeling belangrijk. In Nederland kan resistentie tegen ALS-herbiciden voorkomen bij met name duist, raaigras en kamille. In de omliggende landen wordt bij meer onkruiden ALS-resistentie gevonden, met name de onkruiden duist, raaigras, wind- halm, kamille, muur en klaproos. Dit toont aan dat Conviso One op een verstandige manier moet worden ingezet met het oog op resistentiemanagement. Effectieve maatre- gelen tegen resistentie van onkruiden in het bouwplan zijn onder andere het afwisselen of mengen van herbiciden van verschillende chemische groepen, adviesdosering niet verlagen, gewasrotatie, concurrerende gewassen en mechanisch wieden daar waar mogelijk.
GEÏNTEGREERDE ONKRUIDBEHEERSING
Geïntegreerde onkruidbeheersing koppelt de voordelen van chemische en mechanische onkruidbestrijding. Hierbij wordt de eerste kiemgolf van het onkruid chemisch bestreden en de resterende onkruiden mechanisch. Voor het welslagen van mechanische onkruidbestrijding is het van belang dat het zaaibed vlak en aangedrukt is, zodat diepe bandensporen en onderdekken van kleine bietenplanten met grond wordt beperkt. Bij voorkeur met de trekker bij eggen en schoffelen het spoor van zaaien gebruiken. GPS en/of camera-gestuurde schoffelmachines kunnen vanaf het tweebladstadium van de bieten worden ingezet. Inzet van een wiedeg kan vanaf het vierbladstadium door voorzichtig volvelds te eggen. Het onkruid moet hiervoor net niet boven komen, in ieder geval niet groter dan het kiembladstadium. Een andere methode is schoffelen tussen de rijen van de bieten. Het schoffelen kan in één werkgang worden gecombineerd met een rijenbespuiting. Bespuit bij rijenbespuiting een strook van 17 tot 20 cm breed. Bij een strookbreedte van 17 cm moet de dosering 33-40% en bij een strookbreedte van 20 cm 40-50% van de volveldsdosering zijn, waarbij het percentage van de dosering afhankelijk is van de spuittechniek.
Vanaf het vier- tot zesbladstadium kan er geschoffeld worden in combinatie met vingerwieders in de rijen. Hiermee kan een rijenbespuiting worden uitgespaard. Het schoffelen kan doorgaan totdat het gewas gesloten is. De effectiviteit van mechanische onkruidbestrijding wordt bepaald door het aantal bewerkingen en de omstandigheden van de grond, het onkruid en de bieten. Een meerwassige opkomst en een stuifdek gerst beperken in een vroeg stadium de mogelijk- heden van mechanische onkruidbestrijding doordat er bietenplantjes onder de grond komen en/of het stuifdek gerst wordt vernietigd. Verder werkt één enkele mechanische bewerking doorgaans onvoldoende of negatief. Dit kan juist leiden tot veel nakiemers doordat er onkruidzaad in betere kiemomstandigheden is gebracht. Dit wordt voorkomen door de mechanische onkruidbestrijding meerdere keren te herhalen totdat het bietengewas gesloten is. Van belang is dat dit gebeurt als het onkruid klein is en onder voldoende droge omstandigheden om verplanten te voorkomen. Vlak voor sluiting van het gewas kunt u door een schoffel- of aanaardbewerking onkruiden bestrijden die ontsnapt zijn bij de chemische en/of mechanische bestrijding. Aard de bieten niet zwaar aan. Dit bemoeilijkt een goede ontbladering bij de oogst. Op rhizoctonia-gevoelige gronden kan zwaar aanaarden bovendien de besmetting met rhizoctonia bevorderen.
Figuur 37 Wiedeggen in suikerbieten.
Figuur 38 Schoffelen met vingerwieders.