Versie: maart 2020
De belangrijkste wettelijke regels over het gebruik van meststoffen staan in de Meststoffenwet, de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet, het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet en het Besluit gebruik meststoffen (BGM). Hieronder staat een selectie beschreven. Meer informatie is te vinden op www.rvo.nl.
Er gelden gebruiksnormen voor dierlijke mest, stikstof en fosfaat.
Gebruiksnorm dierlijke mest
De maximale stikstofgift (N-totaal) met dierlijke mest bedraagt 170 kg per hectare en op derogatiebedrijven 250 of 230 kg per hectare, afhankelijk van de ligging en grondsoort. Het gaat om gemiddelde maximale giften. Men mag dus het ene perceel meer en het andere perceel minder geven. De fosfaatgebruiksnorm mag men hierbij niet overschrijden.
Alle meststoffen waarin dierlijke mest voorkomt, worden beschouwd als dierlijke mest. Champost bijvoorbeeld (waar onder andere paardenmest in zit) valt onder dierlijke mest.
Gebruiksnorm stikstof
Voor ieder gewas is op basis van de geldende bemestingsadviezen vastgesteld hoeveel stikstof maximaal mag worden gegeven. Voor suikerbieten op klei bijvoorbeeld is de gebruiksnorm voor 2018 tot en met 2021 vastgesteld op 150 kg stikstof per hectare en op zand-, löss- en veengrond op 145 kg per hectare. Voor het zuidelijk zand- en lössgebied geldt een stikstofgebruiksnorm voor suikerbieten van 116 kg per hectare. Op klei geldt een extra norm voor suikerbieten van 15 kg stikstof per hectare per jaar, mits men kan aantonen dat de gemiddelde wortelopbrengst van de laatste drie jaar hoger dan 75 ton per hectare was.
Als equivalente maatregel kan men een opbrengstafhankelijke verhoging van de stikstofgebruiksnorm voor (o.a.) suikerbieten aanvragen (onder voorwaarden; zie artikel 28c Uitvoeringsregeling Meststoffenwet). Zie tabel 4.14.1.
Tabel 4.14.1 Toegestane verhoging van de N-gebruiksnorm voor suikerbieten in kg N per hectare per jaar, afhankelijk van de gemiddelde wortelopbrengst van de afgelopen drie jaren.
gem. wortelopbrengst |
verhoging |
55-65 |
5 |
65-75 |
15 |
75-85 |
30 |
85 of meer |
35 |
Voor niet-vlinderbloemige groenbemesters (bladrammenas, gele mosterd, gras, granen) op klei en veen is de stikstofgebruiksnorm 60 kg per hectare, op zand en löss 50 kg per hectare. Voor vlinderbloemige groenbemesters (bijvoorbeeld wikke) geldt een stikstofgebruiksnorm van 30 kg per hectare op klei en veen en van 25 kg per hectare op zand en löss. Deze normen gelden onder de volgende voorwaarden:
Zand, veen en löss: groenbemester moet een teler uiterlijk 16 september inzaaien en na 1 december ploegen.
Klei: groenbemester moet een teler voor 16 september inzaaien en aantoonbaar minimaal 8 weken telen.
Als de groenbemester geteeld wordt op zand- of lössgrond en na een uitspoelingsgevoelig gewas, dan mag men maar 50% van de stikstofgebruiksnorm gebruiken.
Dit zijn dus de voorwaarden voor de mestwetgeving. Voor vergroening gelden andere voorwaarden.
Net als bij dierlijke mest is men vrij om het ene gewas meer en het andere gewas minder stikstof te geven. Bij de gebruiksnorm van stikstof gaat het om werkzame stikstof. Het werkingspercentage van kunstmeststikstof is op 100 gesteld. De werkingspercentages van dierlijke mest en andere meststoffen zijn lager vastgesteld. Voor dierlijke mest moet onderscheid gemaakt worden voor wat betreft het tijdstip van toedienen; zie tabel 4.14.2.
Tabel 4.14.2 Werking van stikstof in stelsel van gebruiksnormen (2020).
mestsoort |
werking voorjaar |
werking najaar |
||
zand, löss |
klei, veen |
zand, löss |
klei, veen |
|
varkensdrijfmest |
80 |
60 |
verbod |
verbod |
overige soorten drijfmest |
60 |
60 |
verbod |
verbod |
vaste mest varkens, pluimvee, nertsen |
55 |
55 |
verbod |
55 |
vaste mest rundvee |
40 |
40 |
verbod |
30 |
vaste mest overige soorten |
40 |
40 |
verbod |
30 |
compost |
10 |
10 |
10 |
10 |
champost |
25 |
25 |
25 |
25 |
overige organische meststoffen |
50 |
50 |
50 |
50 |
In de tabel is zichtbaar dat de najaarstoediening van drijfmest is verboden (zie 4.14.2). Dit verbod geldt vanaf 1 augustus, met uitzondering van percelen waar voor 15 september een groenbemester wordt ingezaaid. Op die percelen mag tot en met 15 september drijfmest worden uitgereden. Op zand- en lössgrond mag vaste mest worden uitgereden tot en met 31 augustus. Onder ˈoverige organische meststoffenˈ valt onder andere Betacal.
Gebruiksnorm fosfaat
De fosfaatgebruiksnorm is afhankelijk van de fosfaattoestand van de bodem. Deze toestand moet blijken uit bemonstering en analyse van de oppervlakte bouwgrond. Als de bodem niet bemonsterd en geanalyseerd is, moet men de laagste fosfaatgebruiksnorm (categorie hoog) hanteren. In tabel 4.14.3 staan de fosfaatgebruiksnormen voor bouwland.
Tabel 4.14.3 Fosfaatgebruiksnormen bouwland 2020 (kg P2O5/ha).
Pw-getal |
fosfaatklasse |
hoeveelheid fosfaat |
<25 |
arm |
120 |
25-35 |
laag |
80 |
36-45 |
neutraal |
70 |
46-55 |
ruim |
60 |
>55 |
hoog |
40 |
De equivalente maatregelen voor verhoging van de fosfaatgebruiksnorm zijn in 2020 komen te vervallen.
Fosfaatklasse arm
Voor fosfaatarme en -fixerende gronden (Pw < 25) geldt een fosfaatgebruiksnorm van 120 kilo per hectare per jaar, zolang aan de voorwaarden wordt voldaan. De voorwaarden staan op www.rvo.nl.
Fosfaatklassen laag en neutraal
De fosfaatklassen laag en neutraal hebben in 2020 meer ruimte gekregen om fosfaat uit te rijden. Op percelen met de klasse laag is deze verhoging vijf kilo per hectare en op percelen met de klasse neutraal mag tien kilo per hectare meer worden toegepast.
Fosfaatklasse hoog
In 2020 is de gebruiksnorm in de fosfaatklasse hoog met tien kilo afgenomen. Er is een mogelijkheid om vijf kilo extra fosfaat aan te voeren bovenop de gebruiksnorm van 40 kilo, mits aan de voorwaarden in artikel 33b van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet wordt voldaan. Daarvoor moet aantoonbaar ten minste 20 kilo fosfaat afkomstig zijn uit organische stofrijke bronnen:
- Strorijke vaste mest van rundvee, schapen, geiten of paarden;
- Dikke fractie van mest van rundvee;
- Champost;
- GFT compost;
- Groencompost.
De fosfaatwerking van alle fosfaathoudende meststoffen is op 100% gesteld. Er is één uitzondering: fosfaat in compost is voor 50% vrijgesteld met een maximum van 3,5 kg P2O5 per ton droge stof.
Wijziging bepaling fosfaattoestand 2021
Het huidige Pw-getal geeft de hoeveelheid in water oplosbare fosfaat weer. Vanaf 2021 wordt de fosfaattoestand op bouwland uitgedrukt in een gecombineerde indicator van het P-AL-getal en de P-CaCl2. Vanaf dat moment vervalt het Pw-getal. Bij het nemen van grondmonsters is het daarom verstandig om deze nieuwe indicatoren ook te bepalen wanneer dit nog niet op de analyses vermeldt wordt. Deze wijziging is in het zesde Actieprogramma Nitraatrichtlijn aangekondigd en momenteel nog niet definitief vastgesteld.
Het P-AL-getal (mg P2O5/100 mg grond) geeft een indicatie van de op termijn totaal beschikbare fosfaatvoorraad in de bodem, dus ook fosfaat die niet direct beschikbaar is voor planten. Het P-CaCl2-getal (mg P2O5/l grond) geeft een indicatie van de beschikbare hoeveelheid fosfaat weer. In tabel 4.14.4 staan de fosfaattoestanden genoemd op basis van een combinatie van de P-AL en de P-CaCl2. Tussen haakjes staat de desbetreffende gebruiksnorm genoemd.
Tabel 4.14.4 Fosfaattoestand en gebruiksnormen voor bouwland vanaf 2021, gebaseerd op het P-AL-getal en de P-CaCl2-getal.
indeling klassen |
indeling klassen P-AL-getal |
||||
<21 |
21 - 30 |
31 - 45 |
46 - 55 |
>55 |
|
<0,8 |
arm (120) |
arm (120) |
arm (120) |
laag (80) |
laag (80) |
0,8 - 1,4 |
arm (120) |
arm (120) |
arm (120) |
laag (80) |
neutraal (70) |
1,5 - 2,4 |
arm (120) |
arm (120) |
laag (80) |
neutraal (70) |
ruim (60) |
2,5 - 3,4 |
arm (120) |
laag (80) |
neutraal (70) |
ruim (60) |
hoog (40) |
>3,4 |
laag (80) |
laag (80) |
neutraal (70) |
ruim (60) |
hoog (40) |
Zuiveringsslib en compost
Zuiveringsslib en compost moeten onder andere voldoen aan kwaliteitsnormen voor de gehalten aan zware metalen en organische stof (of NW bij zuiveringsslib). Als aan één of meerdere normen niet wordt voldaan, dan mag de meststof niet worden toegediend. In tabel 4.14.5 staan de kwaliteitsnormen van zuiveringsslib en compost vermeld.
Tabel 4.14.5 Minimaal vereiste organische stofgehalte (of NW) in percentage op droge stof en de maximaal toegelaten gehalten aan zware metalen en arseen in zuiveringsslib en compost in mg per kg droge stof.
zuiveringsslib |
compost |
|
organische stof |
50 |
10 |
(of NW) |
25 |
- |
zware metalen |
||
cadmium (Cd) |
1,25 |
1 |
chroom (Cr) |
75 |
50 |
koper (Cu) |
75 |
90 |
kwik (Hg) |
0,75 |
0,3 |
nikkel (Ni) |
30 |
20 |
lood (Pb) |
100 |
100 |
zink (Zn) |
300 |
290 |
arseen (As) |
15 |
15 |
- voor compost zijn geen eisen geformuleerd voor NW.
Gebruiksnormen zuiveringsslib
Zuiveringsslib mag men alleen toedienen als uit de analyse van een grondmonster blijkt dat de grond voldoet aan de toetsingswaarden die in het Besluit Gebruik Meststoffen (BGM) (bijlage 3) vermeld staan.
De gebruikte hoeveelheid vloeibare zuiveringsslib mag op bouwland niet groter zijn dan 2 ton droge stof per hectare per jaar. De toegestane dosering steekvast zuiveringsslib mag niet groter zijn dan 4 ton droge stof per hectare per twee jaren.
Uitrijregels
Uitrijverboden dierlijke mest bouwland
Op alle grondsoorten is het verboden om drijfmest uit te rijden vanaf 1 augustus tot en met 15 februari. Indien een teler een groenbemester teelt, mag hij in de maand augustus en tot en met 15 september ook drijfmest toepassen wanneer de groenbemester tot die datum wordt gezaaid.
Vaste mest mag een teler op zand-, dal- en lössgrond niet toepassen vanaf 15 september tot en met 31 januari. Op klei- en veengrond mag een teler het hele jaar vaste mest uitrijden.
Emissiearm aanwenden van dierlijke mest op bouwland
Op bouwland gelegen op Texel en op zandgrond in het veenkoloniaal gebied hoeft men ter voorkoming van winderosie de drijfmest niet emissiearm aan te wenden.
Gebruiksverbod kunstmeststikstof
In de periode van 16 september tot en met 31 januari is het verboden om kunstmeststikstof te gebruiken. Er zijn een paar uitzonderingen:
Vernietigen van grasland
De voor de akkerbouw belangrijkste regels voor het vernietigen van grasland zijn:
Gras voor graszaad valt niet onder deze regels.
Ondernemers zijn verplicht om bij het kunstmest strooien langs oppervlaktewater gebruik te maken van kantstrooiapparatuur.
Bij gebruik van bladmeststoffen moet men kantdoppen gebruiken om te voorkomen dat er middel in het oppervlaktewater komt.
Contact: André van Valen
Naast de suikerbietenteelt is het IRS ook actief in onderzoek en voorlichting voor de cichoreiteelt. Het onderzoek is onder andere gericht op de onkruidbestrijding, rassen en zaadkwaliteit. Alle informatie over de cichoreiteelt, zoals actuele berichten en teeltinformatie, is te vinden op www.cichorei.nl.
Jaarlijks stelt het IRS een verslag op waarin het onderzoek van het suikerbieteninstituut wordt beschreven. Het verslag is voor iedereen beschikbaar op de site van het IRS. We nodigen u graag uit om het verslag te lezen, maar willen uw nieuwsgierigheid vast prikkelen met een video met enkele belangrijke punten uit het onderzoek van 2019.
De lijst van in suikerbieten toegelaten gewasbeschermingsmiddelen is geactualiseerd en is te raadplegen op onder andere de IRS-site: www.irs.nl/toelatingssituatie. Deze lijst wordt geactualiseerd door de BO Akkerbouw.