Onkruidbeheersing

 

Inleiding

Onkruiden in suikerbieten zijn ongewenst omdat ze met bieten concurreren om ruimte, lucht, vocht en nutriënten. Dit gaat ten koste van de bietenopbrengst. Verder kan een hoge onkruiddruk leiden tot oogst- of verwerkingsproblemen en neemt de zaad- voorraad in de grond toe. Voorkomen moet worden dat onkruiden die de onkruidbestrij- ding hebben overleefd, zaad produceren.

Bovendien kunnen onkruiden ziekten en plagen overbrengen en/of vermeerderen. Voor een geslaagde bietenteelt is een goede onkruidbeheersing dus essentieel.

Hierna worden chemische en mechanische mogelijkheden voor een geslaagde onkruid- beheersing beschreven. De chemische onkruidbestrijding is onderverdeeld in het lage-doseringen-systeem en in het Conviso-Smart-systeem.

LAGE-DOSERINGEN-SYSTEEM (LDS)

Chemische onkruidbestrijding in het lage- doseringen-systeem vindt bij suikerbieten plaats voor zaai, na zaai en na opkomst van de bieten.

Vóór zaaibedbereiding

Onkruidbestrijding in bieten is alleen succesvol bij klein onkruid. Begin daarom met een schone lei en bestrijd grote(re) onkruiden vóór de zaaibedbereiding met glyfosaat. Voorkom structuurschade bij deze toepassing door te wachten totdat de grond berijdbaar is.

Afbeelding met buitenshuis, grond, gras, gebied Automatisch gegenereerde beschrijving

Figuur 29 Zorg voor een schone start door toepassing met glyfosaat.

Na zaai

Bij de onkruidbestrijding na zaai van de bieten maken we onderscheid in de toepas- sing van glyfosaat en de inzet van bodemherbiciden.

Voor-opkomst eventueel glyfosaat

Glyfosaat kan worden toegepast na het zaaien en voor opkomst van de bieten. Deze toepas- sing kan tot enkele dagen voor opkomst. Als u te kort voor opkomst spuit, is er gevaar dat de bieten die op doorbreken staan, worden geraakt door het middel. Controleer dus goed hoe ver de bieten zijn, voordat u gaat spuiten. De bestrijding van de overwinterde onkruiden na zaai is vaak beperkt effectief door (gedeel- telijke) grondbedekking.

Afbeelding met grond, buitenshuis, landbouwwerktuig, boerderij Automatisch gegenereerde beschrijving

Figuur 30 Toepassen bodemherbicide.

Bodemherbicide

Het spuiten van een bodemherbicide direct of kort na het zaaien, kan het aantal onkruiden na opkomst van de bieten beperken en de groei van onkruiden vertragen, waardoor de bestrijding na opkomst eenvoudiger kan zijn. Bij een goede werking van bodemherbiciden kan soms een bespuiting na opkomst worden bespaard. Voorwaarde hiervoor is de be- schikbaarheid van voldoende vocht.

Geadviseerd wordt om te spuiten op vochtige grond. Met name op zandgronden droogt de toplaag snel uit, waardoor de werking van bodemherbiciden tegen kan vallen. Ook op gronden met een hoog organisch stofgehalte (hoger dan 5%) werken bodemherbiciden doorgaans slecht. Vandaar het advies om op deze gronden de onkruiden alleen na opkomst van de bieten te bestrijden.

Werking bodemherbiciden

Als hondspeterselie wordt verwacht, is het advies Centium 360 CS, Goltix Queen of Kezuro voor opkomst te gebruiken. Spuit direct na zaai maximaal 100 milliliter (0,1 liter) per hectare Centium 360 CS. Bij natte en koude omstandigheden en een laag organisch stofgehalte (minder dan 2,5%) wordt 50 milliliter per hectare Centium 360 CS aanbevolen. Onder deze omstandigheden kunnen hogere doseringen (bijvoorbeeld door overlappingen) leiden tot ernstige groeirem- ming of zelfs plantwegval. Ook onder groeiza- me omstandigheden is na toepassing van Centium 360 CS bijna altijd enige mate van witverkleuring van het blad zichtbaar.

Witverkleuring van de bieten leidt niet tot opbrengstderving.

Ten opzichte van metamitron heeft Centium 360 CS een betere werking op hondspeterse- lie, bingelkruid, kleefkruid, varkensgras en zwaluwtong. De werking tegen kamille en melganzenvoet is verwaarloosbaar. Als ook kamille verwacht wordt, meng dan Centium 360 CS (50-100 ml/ha) met Goltix SC of Bettix SC (1,5-2 l/ha) of met Goltix Queen of Kezuro (2-2,5 l/ha).

Afbeelding met grond, buitenshuis, kruid, plant Automatisch gegenereerde beschrijving

Figuur 31 Bingelkruid.

Tabel 9 Meerwaarde van toepassing van bodemherbicide na zaai van het gewas in aanbevolen dosering op moeilijk te bestrijden onkruiden.

middel aanbevolen dosering goede werking tegen
Centium 360 CS 50-100 ml/ha bingelkruid, hondspeterselie, kleefkruid, varkensgras, zwaluwtong
Goltix SC, Bettix SC 2 l/ha duivenkervel, kamille, melganzenvoet
Goltix Queen, Kezuro 2-3 l/ha bingelkruid, duivenkervel, hondspeterselie, kamille, kleefkruid, melganzenvoet

Wanneer u een hoge bezetting van hondspe- terselie en bingelkruid verwacht, dan kan voor opkomst ook met Goltix Queen (maximale dosering is 3 l/ha) of Kezuro worden gespoten (maximale dosering is 3,5 l/ha), waarbij toevoegen van Centium 360 CS (50-100 ml/ ha) de werking versterkt. Meerwaarde van het gebruik van een bodemherbicide na zaai is in tabel 9 samengevat.

Na opkomst

Bij de onkruidbestrijding na opkomst van de bieten maken we onderscheid in zaadonkrui- den, wortelonkruiden, aardappelopslag en grasachtige onkruiden.

Zaadonkruiden

Het lage doseringensysteem (LDS) bestaat uit lage doseringen fenmedifam, ethofu- mesaat, metamitron en plantaardige olie. Gebruik vanuit het oogpunt van milieu geen minerale olie. Metamitron (Goltix SC of Bettix SC) is een breedwerkend en gewasveilig herbicide in het LDS. Quinmerac toegevoegd aan metamitron (Goltix Queen/Kezuro) versterkt de werking op bingelkruid, duiven- kervel en hondspeterselie. Vervanging van metamitron in het LDS door Dual Gold 960 EC, Frontier Optima of Tanaris wordt niet aanbevolen, aangezien die middelen maar een beperkte werking hebben tegen melden- soorten. Bovendien kunnen deze herbiciden pas vanaf het tweebladstadium van de bieten worden ingezet.

Klein onkruid

Voor een effectieve bestrijding is het belang- rijk om het onkruid zo vroeg en klein mogelijk (kiembladstadium) te bestrijden, ongeacht het stadium van de bieten. Voer de bespuitingen uit op een droog gewas, bij voorkeur ’s avonds of ’s ochtends vroeg.

Vooral als de onkruiden afgehard zijn is het van belang dat op moment van spuiten de relatieve luchtvochtigheid hoog is (meer dan 80%). Herhaal de bespuiting zodra nieuwe onkruiden te zien zijn.

Dosering

Een lage dosering in het LDS is 0,5 liter per hectare van elk middel, namelijk 0,5 fenmedi- fam (160 g/l) + 0,5 metamitron + 0,5 ethofumesaat (200 g/l) + plantaardige olie. LDS kan bestaan uit losse componenten of uit combinatieproducten. Mocht het, bijvoorbeeld door weersomstandigheden, niet gelukt zijn om de onkruiden in het kiemblad te bestrij- den, dan is het vaak nodig om de dosering te verhogen. Vanaf het gestrekt kiembladstadi- um van de bieten kan de LDS-dosering met 50% en vanaf het tweebladstadium met 100% worden verhoogd. Onder droge omstandigheden laat met name melganzen- voet zich lastig bestrijden. Verhogen van de dosering fenmedifam en plantaardige olie en toevoegen van Venzar 500 SC, is onder deze omstandigheden aan te raden.

Tabel 10 Toevoegen middel in gangbare dosering aan standaard LDS-combinatie.

toevoeging middel gangbare dosering (bladstadium biet)
Centium 360 CS 20 ml/ha (2-blad), 40 ml/ha (4-blad), 50-100 ml/ha (6-blad of meer)
Dual Gold 960 EC 0,5 l/ha (vanaf 2-blad)
Frontier Optima 0,15 l/ha (2-blad), 0,3 l/ha (4-blad), 0,3-0,45 l/ha (6-blad of meer)
Lontrel 100, Vivendi 100 0,5 l/ha (vanaf kiemblad)
Safari, Shiro 15 g/ha (vanaf kiemblad)
Safari Duoactive 100 g/ha (2-blad op lichte grond met laag organische stof, anders vanaf kiemblad)
Tanaris 0,3 l/ha (2-blad), 0,6 l/ha (vanaf 4-blad)
Venzar 500 SC 0,15 l/ha (2-blad op lichte grond met laag organische stof, anders vanaf kiemblad), 0,25 l/ha (2-4 blad), 0,3 l/ha (vanaf 4-blad)

Tabel 11 Gevoeligheid onkruiden in het kiemplantstadium voor verschillende LDS-combinaties.

onkruid LDS LDS
+ quinmerac + 0,015 Safari + 0,1 Safari Duoactive + 0,5 Dual Gold 960 EC + 0,3 Frontier Optima + 0,6 Tanaris + 0,04 Centium

360 CS

+ 0,15 Venzar

500 SC

+ 0,5 Lontrel 100
bingelkruid 0 2 5 5 2 3 4 3 3 0
duivenkervel 3 3 4 5 4 4 4 3 4 3
ereprijs 3 4 4 4 4 4 5 3 3 3
herik 1 1 5 5 1 2 2 1 3 1
hondspeterselie 1 3 4 5 3 3 4 4 3 4
kamille 4 4 5 5 4 4 4 4 4 4
kleefkruid 2 3 5 5 2 3 4 4 3 2
knopkruid 3 3 4 4 4 4 4 3 3 4
koolzaadopslag 3 3 5 5 3 3 3 3 4 3
melganzenvoet 3 3 3 4 3 3 3 3 4 3
ooievaarsbek 1 1 3 3 4 3 3 1 2 1
papegaaienkruid 2 2 5 5 2 4 4 3 3 2
perzikkruid 3 3 4 5 3 4 4 4 4 4
straatgras 3 3 3 4 5 5 5 3 4 3
uitstaande melde 2 2 2 3 2 2 2 2 3 2
varkensgras 1 1 3 4 2 1 1 4 2 2
veerdelig tandzaad 0 0 5 5 0 0 0 0 0 5
waterpeper 2 2 5 5 2 2 2 4 2 2
zwaluwtong 3 3 4 4 4 3 3 4 4 4

5 = gevoelig; 0 = niet gevoelig

Lastige onkruiden

Voor moeilijk te bestrijden onkruiden kan een extra middel aan de LDS-combinatie worden toegevoegd. Gekozen kan worden voor Centium 360 CS, Dual Gold 960 EC, Frontier Optima, Tanaris, Safari, Safari Duoactive, Venzar 500 SC of Lontrel 100 (zie tabel 10). In verband met gewasveiligheid, worden de middelen Centium 360 CS, Dual Gold 960 EC, Frontier Optima en Tanaris pas vanaf het tweebladstadium van de suikerbieten geadviseerd. Daarnaast is voor Centium 360 CS, Venzar 500 SC, Frontier Optima en Tanaris nog een aanbevolen dosering per bladstadium van het gewas vermeld, om deze middelen zo veilig mogelijk in te zetten. Dual Gold 960 EC mag niet op zandgronden en in grondwaterbeschermingsgebieden worden gespoten.

In tabel 11 staat de gevoeligheid van onkruiden in het kiembladstadium voor de verschillende combinaties in het LDS. De kolom ‘LDS’ geeft de gevoeligheid van de onkruiden aan voor de standaard LDS- combinatie. Bij de overige kolommen wordt de mogelijke meerwaarde van het toevoegen van een specifiek middel aangegeven.

In tabel 12 staan de in de bietenteelt gangbare, toegelaten onkruidbestrijdingsmid- delen (situatie op 01-02-2024). In deze tabel is tevens opgenomen hoe vaak het betreffen- de middel in na-opkomst LDS-bespuitingen mag worden toegepast, welke maximale dosering is toegestaan en welke minimale interval tussen twee bespuitingen moet worden aangehouden. Indien extra drift reducerende technieken bij de toepassing verplicht zijn (DRT), wordt voor extra informatie verwezen naar het etiket en/of de CTGB-site (ctgb.nl). Dit geldt ook, indien van toepassing, voor de teeltvrije zone. De

teeltvrije zone in deze tabel is gekoppeld aan het middel, volgens andere wetgeving moet wellicht langs sloten en/of andere perceels- grenzen een ruimere teeltvrije zone worden aangehouden. Tevens staat vermeld of het middel mag worden toegepast in grond- waterbeschermingsgebieden, eventueel met restrictie in een bepaalde periode. Indien van toepassing is ook de veiligheidstermijn tussen de laatste bespuiting en de oogst gegeven.

Tabel 12 Informatie gangbare, toegelaten herbiciden (l of kg per hectare).

werkzame stof gehalte merknaam voor opkomst max. dosering na opkomst max. dosering na opkomst max. aantal toepassingen max. per teelt min. interval (dagen) extra drift reducerende maatregelen teeltvrije zone* (m) toegestaan in grondwater bescher mingsgebied veiligheids termijn (dagen)
clethodim 120 g/l Centurion Plus

0,5

1,0-2,5

2

1

1,0

2,5

7

nee ja, DRT 0,5

afh. DRT

ja ja 56

56

180 g/l Brixton 1,0 1 1,0 ja, DRT 2 ja 80
clomazone 360 g/l Centium 360 CS 0,2 0,1 4 0,2 7 nee 0,5 ja geen
clopyralid 100 g/l Lontrel 100, Vivendi 100

0,5

1,2

3

1

1,5

1,2

7

nee nee 0,5

0,5

ja, mrt-aug ja, mrt-aug geen geen
cycloxydim 100 g/l Focus Plus

2

4-5

2

1

4,0

5,0

10

nee nee 0,5

0,5

ja ja 56

56

dimethenamide-P 720 g/l Frontier Optima

0,3

0,45

0,9

3

2

1

0,9

0,9

0,9

7

7

nee nee nee 0,5

0,5

0,5

ja ja ja geen geen geen
dimethenamide-P/ quinmerac 333/167 g/l Tanaris 0,6 3 1,5 7 nee 0,5 ja, mrt-aug geen
ethofumesaat 200 g/l Ethofol 200 EC, Tramat 200 1,0 8 4,0 7 nee 0,5 ja geen
500 g/l Oblix 500 SC 0,4 8 1,6 7 nee 0,5 ja geen
500 g/l Tramat 500 0,33 6 2,0 7 nee 0,5 ja geen
ethofumesaat/fenmedifam 190/200 g/l Betanal Tandem

1,5

1,0

3

6

4,0

4,0

5

5

nee nee 0,5

0,5

ja ja 90

90

200/200 g/l Powertwin 1,0 6 5,0 7 nee 0,5 ja geen
fenmedifam 160 g/l Astrix EC 1,0 8 6,0 7 nee 0,5 ja geen
Corzal SE 1,5 8 8,0 7 nee 0,5 ja geen
320 g/l Kontakt 320 SC 0,5 6 3,0 7 nee 0,5 ja geen

Tabel 12 vervolg.

werkzame stof gehalte merknaam voor opkomst max. dosering na opkomst max. dosering na opkomst max. aantal toepassingen max. per teelt min. interval extra drift reducerende maatregelen teeltvrije zone* (m) toegestaan in grondwater bescher mingsgebied veiligheids termijn (dagen)
fluazifop-p-butyl 125 g/l Fusilade Max 3,0 1 3,0 nee 0,5 ja 56
foramsulfuron/ thiencarbazon-methyl 50/30 g/l Conviso One

0,5

1,0

2

1

1,0

1,0

10

ja, DRT ja, DRT 0,5

afh. DRT

ja ja geen geen
lenacil 500 g/l Venzar 500 SC 0,3 4 1,0 7 nee 0,5 ja geen
metamitron 700 g/l Bettix SC 3,0 1,0 8 5,0 5 nee 0,5 ja geen
Goltix SC 3,0 1,0 6 5,0 5 nee 0,5 ja geen
metamitron/ethofumesaat 350/150 g/l Goltix Super 2,0 1,5 6 6,0 7 nee 0,5 ja geen
Metafol Super 2,0 2,0 6 6,0 5 nee 0,5 ja geen
metamitron/quinmerac 525/40 g/l Goltix Queen 3,0

1,0

2,0

1,25

3

3

6

6,0

6,0

6,0

5

7

5

nee nee nee 0,5

0,5

0,5

ja ja ja geen geen geen
571/71 g/l Kezuro 3,5 1,3 3 3,5 7 nee 0,5 ja geen
propaquizafop 100 g/l Agil 100 EC 1,5 2 1,5 14 ja, DRT 0,5 ja 60
quizalofop-p-ethyl 50 g/l Pilot 2,0 2 2,0 21 ja, DRT 0,5 ja geen
s-metolachloor** 960 g/l Dual Gold 960 EC 1,0 4 1,5 7 ja, DRT 0,5 nee geen
triflusulfuron-methyl 50% Safari, Shiro 0,03 4 0,12 7 nee 0,5 ja geen
triflusulfuron-methyl/lenacil 7,1/71,4% Safari Duoactive 0,21 3 0,63 5 ja, DRT 0,5 ja 28

* Teeltvrije zone behorend bij middel ** Niet op zandgrond

Wortelonkruiden

Zodra de akkerdistels, (akker)melkdistels en klein hoefblad boven staan en blad vormen kan 0,5 liter per hectare Lontrel 100 of een ander clopyralid bevattend middel aan het LDS worden toegevoegd. Doe dit onder groeizame omstandigheden (dunne waslaag, groeizame temperatuur en hoge RV). Bij de bestrijding van wortelonkruiden is het belangrijk dat deze goed aan de groei zijn. Pas clopyralid daarom niet toe binnen tien dagen na gebruik van Safari of Safari Duoactive, vanwege de kans op slechtere werking bij de bestrijding van distels. Indien  nodig kan deze bespuiting twee keer worden herhaald. Een andere mogelijkheid is om één keer een aparte bespuiting uit te voeren met maximaal 1,2 liter per hectare Lontrel 100 + 1,0 liter per hectare plantaardige olie. Dit kan gedaan worden tot het acht- tot tienbladstadium van de bieten. Dit is het stadium waarbij de bladeren elkaar in de rij nog niet raken, meestal in de tweede helft van mei. Vanwege paraplu-werking van de bieten neemt daarna de effectiviteit van de bespuitingen af. Bij een aparte toepassing heeft pleksgewijze bestrijding met (rug)spuit de  voorkeur. Overschrijd daarbij niet de wettelijke toegestane dosering. In tabel 13 staan de kleurcodes voor de milieubelastingspunten van de herbiciden bij twee organische stofgehalten en de prijzen. Voor de berekening is gebruik gemaakt van de laatste versie van de milieumeetlat (maart 2023) van het Centrum voor Landbouw en Milieu (CLM). Streef daarbij naar een minimaal aantal punten per categorie (waterleven, bodemleven en grondwater).

Afbeelding met grond, kruid, buitenshuis, groente Automatisch gegenereerde beschrijving

Figuur 32 Plek met akkerdistels.

Aardappelopslag

Aardappelopslag in bieten geeft concurrentie en vormt al snel nieuwe knollen. Hierdoor kunnen aardappelcystenaaltjes zich blijven vermeerderen. Verder kan aardappelopslag een besmettingsbron zijn voor Phytophthora infestans en kunnen virussen en insecten (onder andere de coloradokever) zich vermeerderen. Bestrijd daarom tijdig aardappelopslag!

Voorkomen is beter dan bestrijden

Aardappelopslag in bieten kan (grotendeels) worden voorkomen door geen aardappelen direct voorafgaand aan de bieten te telen. Vermindering van aardappelopslag wordt ook bereikt door de rooiverliezen bij de aardappeloogst te beperken en/of het aardappelgewas te bespuiten met maleine hydrazide (Royal MH of Crown MH). Houd de achterblijvende aardappelen aan de oppervlakte door een niet-kerende grondbewerking uit te voeren.

Tabel 13 Overzicht aantal mogelijke herbicidentoepassingen (kg of l product per hectare), prijzen (exclusief BTW) en milieubelastingspunten bij twee organische stofgehalten van de bodem.

0-100 MBP 100-1000 MBP >1000 MBP

werkzame stof (merknaam) middelen kosten (€/ha) milieubelastingspunten
waterleven 3 1,5-3% organische stof 3-6% organische stof
bodemleven grondwater bodemleven grondwater
voor opkomst
0,1 clomazone (Centium 360 CS) 21
2,0 metamitron (Bettix SC, Goltix SC) 76
3,0 metamitron/quinmerac (Goltix Queen) 113
3,5 metamitron/quinmerac (Kezuro) 144
na-opkomstcombinaties
LDS 1 35
LDS inclusief quinmerac 2 42
LDS + 0,015 Safari/Shiro 54
LDS + 0,1 Safari Duoactive 53
LDS + 0,5 Dual Gold 960 EC 52
LDS + 0,3 Frontier Optima 44
LDS + 0,6 Tanaris 62
LDS + 0,04 Centium 360 CS 46
LDS + 0,15 Venzar 500 SC 42
LDS + 0,5 Lontrel 100 63
grassenmiddelen
0,75 Agil 100 EC 32
1,0 Centurion Plus 46
1,2 Focus Plus 33
0,9 Fusilade Max 43
0,9 Pilot 41

Afbeelding met tekst, Lettertype, schermopname Automatisch gegenereerde beschrijving

  1. LDS = 0,5 fenmedifam (160 g/l) + 0,5 metamitron + 0,5 ethofumesaat (200 g/l) + 0,5 olie. LDS kan bestaan uit losse componenten of uit de volgende combinatieproducten:
    • fenmedifam + ethofumesaat: 0,5 Betanal Tandem / Powertwin;
    • metamitron + ethofumesaat:1 Goltix Super / Metafol Super
  2. 0,7 Goltix Queen in plaats van 0,5 metamitron.
  3. Bij de berekening van de milieubelastingspunten voor het waterleven is gerekend met een drift van 1%. Als er geen sloten om het perceel liggen, tellen deze punten niet mee.

Afbeelding met kruid, buitenshuis, grond, Aardplant Automatisch gegenereerde beschrijving

Figuur 33 Uitgestoelde hanenpoot: aparte grassenbestrijding.

Beste met glyfosaat bestreden

Bij een hoge bezetting worden hiervoor aanstrijkers gebruikt of een plaatsspecifieke toepassing met een spuitmachine, zoals de Ecorobotix. Bij een lage bezetting kan met hand-apparatuur worden gewerkt, zoals een Selector. Lees zorgvuldig het Wettelijk Gebruiksvoorschrift (WG) om na te gaan of en op welke wijze het glyfosaat-bevattende middel mag worden toegepast. Andere chemische middelen, zoals Safari, Frontier Optima, Dual Gold 960 EC of clopyralid-bevattende middelen (o.a. Lontrel 100), geven onvoldoende bestrijding van aardappelopslag. Vaak zorgen deze middelen enkel voor verbranding en/of tijdelijke groeiremming van het aardappelloof. De knolvorming gaat bij deze middelen door. Uit fytosanitair oogpunt is het echter noodzakelijk dat ook de onder- grondse delen volledig worden bestreden. In het uiterste geval kunnen aardappelcystenaaltjes (Globodera pallida of G. rostochiensis) zich blijven vermeerderen en wordt het vruchtwisselingseffect geheel te niet gedaan. Zie ook www.irs.nl/aardappelopslag.

Grasachtige onkruiden

Hanenpoot en straatgras zijn goed te bestrijden door aan de LDS-combinatie tijdig Dual Gold 960 EC, Frontier Optima of Tanaris toe te voegen. Spuit bij voorkeur voordat de grassen gekiemd zijn of uiterlijk direct na kieming. Voor een goede werking van deze bodemherbiciden is voldoende bodemvocht belangrijk.

Grassenbestrijdingsmiddelen in LDS-combinatie

Bij de bestrijding van de meeste grasachtige onkruiden is het mogelijk om aan de

LDS-combinatie een verlaagde dosering van een grassenbestrijdingsmiddel toe te voegen (zie tabel 14). Doe dit alleen als de grassen in een jong groeistadium zijn, in elk geval voordat ze beginnen met uitstoelen en als de grassen niet geremd zijn door een voorafgaande bespuiting van bijvoorbeeld Safari of Centium 360 CS. In verband met kans op gewasschade geen grassenbestrij- dingsmiddel toevoegen aan een LDS- combinatie met daarin Dual Gold 960 EC, Frontier Optima of Tanaris.

Grassenbestrijdingsmiddelen als aparte toepassing

Een aparte bespuiting met een grassenbestrij- dingsmiddel wordt geadviseerd bij de bestrij- ding van straatgras, kweek, resistente duist en resistent raaigras. Dit advies geldt ook in het geval dat het niet gelukt is om tijdig te spuiten en de grassen zijn uitgestoeld. Laat bij voorkeur minimaal drie dagen zitten tussen een LDS en een aparte grassenbestrij- ding. In tabel 13 staan de kleurcodes voor de milieubelastingspunten van de grassenmidde- len, bij twee organische stofgehalten en bij een gangbare dosering (aparte bespuiting ter bestrijding van stuifdek gerst).

Tabel 14 Dosering (l/ha) van grassenbestrijdingsmiddel bij toepassing op niet-uitgestoelde grassen, bij toevoeging aan LDS-combinatie.

merknaam grassoort
duist 1, graanopslag, hanenpoot, windhalm en wilde haver kweek 2 raai- gras 3 stuifdek gerst 2 straat gras 4
Agil 100 EC 0,75 1,5 0,75 1,2
Centurion Plus 0,5-1,0 2,5 1,0 1,0 1,0
Focus Plus 1,0-1,2 5,0 1,2 2,0
Fusilade Max 0,9 3,0 1,5
Pilot 0,9 2,0 0,9 1,5

On

– = onvoldoende effect voor een advies

  1. bij resistente duist Focus Plus of Centurion Plus inzetten.
  2. aparte bespuiting van kweek en stuifdek gerst (niet toevoegen aan LDS).
  3. bij resistent raaigras voorkeur voor 2,5 liter per hectare Centurion Plus
  4. de genoemde dosering is alleen voldoende effectief tegen jong, niet uitgestoeld straatgras.

Hulpmiddelen

Onkruidherkenning

Voor de herkenning van onkruiden kunt u de app ‘Onkruidherkenning’ gebruiken: www.irs. nl/applicatie-onkruidherkenning. Daarnaast kunnen diverse app’s op een mobiel apparaat worden gezet die door middel van een foto onkruiden herkennen, zoals Plantnet en ObsIdentify.

Applicatie LDS onkruidbeheersing

Voor de advisering in het LDS is een applica- tie van IRS-LIZ-Onkruidbeheersing (www. irs.nl/ILO) beschikbaar. Het programma is in een moderne stijl opgebouwd, waardoor het eenvoudig en overzichtelijk te gebruiken is. Deze applicatie is ook zeer geschikt om met een smartphone of tablet te gebruiken, het kan via www.irs-onkruidbeheersing.nl worden geïnstalleerd. Op een mobiel apparaat kan de applicatie IRS-LIZ- Onkruidbeheersing opgeslagen worden en is het benaderbaar via het blauwe icoontje (bovenaan deze alinea) en natuurlijk de

IRS-app. Op basis van bietenstadium, onkruidstadium en toepassingsomstandighe- den wordt een advies van middelen gege- ven. Als aanvulling is een compleet overzicht beschikbaar met de ingevulde gegevens.

Waarbij door het invullen van de perceels- grootte de benodigde hoeveelheid aan middelen wordt uitgerekend per perceel (zie figuur 34).

Afbeelding met tekst, schermopname, menu, document Automatisch gegenereerde beschrijving

Figuur 34 Overzicht advies middelen via de app.

Conviso-Smart systeem

Conviso Smart is een alternatief systeem voor onkruidbeheersing in suikerbieten in vergelij- king met het huidige lage-doseringen-sys- teem (LDS). In dit systeem gaat het om het gebruik van een ALS-resistent-ras in combina- tie met het middel Conviso One. Dit middel bevat de werkzame stoffen foramsulfuron (50 g/l) en thiencarbazon-methyl (30 g/l). Beide werkzame stoffen zijn ALS-remmers. Het is belangrijk te weten dat Conviso One alleen in een Conviso Smart-ras kan worden ingezet, aangezien de overige bietenrassen worden doodgespoten door Conviso One. Conviso Smart-rassen zijn met rhizomanie-, rhizoc- tonia- en bca-resistenties beschikbaar. De opbrengsten van deze rassen zijn in het rassenonderzoek, met een gangbare LDS, momenteel nog 7-8% (Bron: rassenlijst 2024) lager dan het hoogst scorende gangbare ras met vergelijkbare eigenschappen.

Een Conviso Smart-ras kan bij Cosun Beet Company worden besteld met een verklaring dat op het betreffende perceel een probleem is met onkruid of onkruidbieten dat niet via de reguliere inzet van herbiciden beheerst kan worden en anders geen geslaagde bietenteelt kan plaatsvinden. Tegelijkertijd met de bestelling van het zaad wordt ook het middel Conviso One besteld. Eventueel niet gebruikte eenheden Conviso One kunnen retour worden geleverd.

Afbeelding met tekst, Plastic fles, fles, Oplossing Automatisch gegenereerde beschrijving

Figuur 35 Conviso One en Conviso Smart-ras.

Werking

Conviso One heeft een blad- en bodemwerking en laat een zeer goede bestrijding zien op een groot aantal breedbladige en grasachtige onkruiden (zie tabel 18). Conviso One heeft daarnaast een interessante nevenwerking tegen veel wortelonkruiden, zoals heermoes, veenwortel en akkermunt. Conviso One is een traag werkend middel. De werking wordt na een week zichtbaar in de vorm van groeirem- ming en vergeling, wat uiteindelijk resulteert in afsterving van de gehele onkruidplant (na 2-4 weken). Conviso One heeft een lange nawerking op later kiemende onkruiden. Onkruiden aanwezig voor zaai bieten Op veel percelen staan na een zachte winter vaak de nodige onkruiden en overlevende groenbemesters. Op de lichte gronden is het mogelijk om voor het zaaien te (eco)ploegen. Hierdoor wordt direct met een schoon perceel begonnen. Bij aanwezigheid van grotere onkruiden is een bespuiting voor zaaibedbereiding met een middel op basis van glyfosaat aan te raden.

Onkruiden na zaai

Indien na zaai nog veel ontwikkelde onkruiden te zien zijn, is een bespuiting met glyfosaat voor opkomst van de bieten te overwegen. De bestrijding van het onkruid na zaai is vaak minder effectief door (gedeeltelijke) grondbe- dekking. Door het gebruik van Conviso One na opkomst is de inzet van bodemherbiciden voor opkomst niet zinvol.

De toepassing

Afbeelding met buitenshuis, Halfheester, Bodembedekker, Plantengemeenschap Automatisch gegenereerde beschrijving

Figuur 36 Melganzenvoet maximaal 2-4 echte bladen bij toepassing

Het advies is om Conviso One twee keer toe te passen. Beide keren in de volgende combinatie: 0,5 liter per hectare Conviso One, 0,5-1 liter per hectare fenmedifam (o.a. Corzal SE), 0,5-1 liter per hectare ethofu- mesaat (o.a. Tramat EC) en 1 liter per hectare plantaardige olie. Deze combinatie wordt geadviseerd om de werking te optima- liseren en vanwege resistentiemanagement. De eerste toepassing van Conviso One vindt plaats op basis van de ontwikkeling van de onkruiden. Leidend hierbij is de maximale grootte van de onkruiden melganzenvoet (maximaal 2-4 echte bladeren) en/of uitstaande melde (maximaal 2 echte bladeren). Wanneer beide onkruiden niet voor komen, dan is het tijdstip van de eerste toepassing minder strikt. De eerste toepas- sing wordt dan geadviseerd als de meest ontwikkelde onkruiden ongeveer vier bladeren hebben. De tweede toepassing vindt 15 tot 30 dagen hierna plaats. Het interval is afhankelijk van de effectiviteit van de eerste toepassing en de groeiomstandig heden van de onkruiden na de eerste toepassing. Gebruik de hoogste dosering fenmedifam en ethofumesaat in de combinatie bij grotere onkruiden en/of onder minder

gunstige spuitomstandigheden (hoge temperaturen, lage RV). De inzet van andere herbiciden in de combinatie met Conviso One heeft geen meerwaarde.

Verwijder schieters op tijd

Conviso One is zeer effectief tegen aanwezige en kiemende standaard onkruidbieten. Bij het Conviso-Smart-systeem is het erg belangrijk om alle Conviso Smart schieters tijdig te verwijderen, onkruidbieten van deze schieters zijn namelijk bij de volgende bietenteelt op dat perceel niet meer met Conviso One te bestrijden.

Daarnaast zijn deze Conviso Smart onkruid- bieten ook resistent, voor zover bekend, tegen alle ALS-herbiciden. Dus zijn bijvoor- beeld ook niet te bestrijden in graan met de gangbare ALS-remmende herbiciden, zoals Capri Twin en Atlantis Star. Bij de vorming van zaden van Conviso Smart bieten ontstaat een probleem, dat zich dus niet beperkt tot enkel suikerbieten.

Tabel 15 Gevoeligheid onkruiden voor Conviso one*

bingelkruid 5 herik 5 melganzenvoet 4 uitstaande melde 4
duivenkervel 4 hondspeterselie 5 naaldaarsoorten 5 vingergrassoorten 5
dovenetelsoorten 4 kamille** 5 ooievaarsbeksoorten 4 varkensgras 5
ereprijssoorten 3 kleefkruid 5 papegaaienkruid 5 veerdelig tandzaad 5
gierstsoorten 5 knopkruid 5 perzikkruid 5 waterpeper 5
hanenpoot 5 koolzaadopslag 5 straatgras 5 zwaluwtong 5

* 0 = geen werking; 5 = zeer goede werking; ** niet werkzaam indien ALS-resistent

Afbeelding met gras, oogst, buitenshuis, Handelsgewas Automatisch gegenereerde beschrijving

Figuur 37 Conviso One werkt goed tegen standard onkruidbieten.

Stuifdek

Gerst als stuifdek wordt door Conviso One bestreden. Een vroege bespuiting van Conviso One kan de functie van gerst tegen stuiven verminderen. Indien het stuifdek van gerst nog te weinig is ontwikkeld, kan overwogen worden om eerst een traditione- le LDS-bespuiting uit te voeren. Hierdoor worden de aanwezige onkruiden opgeruimd en/of klein gehouden, waardoor Conviso One in de vervolgbespuiting effectief kan worden ingezet.

Afbeelding met schimmel, grond, pythium, buitenshuis Automatisch gegenereerde beschrijving

Figuur 38 Stuifdek gerst wordt bestreden door Conviso One.

Aardappelopslag

In het algemeen wordt knolvorming van aardappelopslag onvoldoende bestreden. De effecten van Conviso One op aardappelopslag verschillen per ras. Normaliter heeft Conviso One een duidelijk effect op de bladmassa van de bovenstaande aardappelopslag. Hierdoor blijft de plant kleiner of gaat soms dood. Ten opzichte van niet behandelde aardappelop- slag zijn bij Conviso One de knollen duidelijk kleiner en soms minder in aantal. Extra toevoeging van een middel aan deze

combinatie met bijvoorbeeld clopyralid (o.a. Lontrel 100), geeft geen betere bestrijding van aardappelopslag. Een goede bestrijding van aardappelopslag is bovenal alleen maar mogelijk met de inzet van glyfosaat, om zodoende knolvorming te verhinderen.

Tabel 16 Overzicht toepassing Conviso One (kg of l product per hectare) en milieubelastingspunten bij twee organische stofgehalten van de bodem.

milieubelastingspunten
Merknaam

0,5 Conviso One + 1 Betanal Tandem

waterleven 1 1,5-3% organische stof 3-6% organische stof
bodemleven grondwater bodemleven grondwater

1. Bij de berekening van de milieubelastingspunten voor het waterleven is gerekend met een drift van 1%. Als er geen sloten om het perceel liggen, tellen deze punten niet mee.

Afbeelding met buitenshuis, Halfheester, Stengel, plant Automatisch gegenereerde beschrijving

Figuur 39 Veel kleine knolletjes bij sommige planten na toepassing van Conviso One.

Vruchtopvolging

Vanwege de lange nawerking van Conviso One in de bodem staat op het etiket de volgende tekst vermeld: “Na de teelt van bieten, behandeld met Conviso One zijn in het kader van een normale vruchtopvolging de volgende teelten mogelijk (na een intensieve grondbewerking van minimaal 20 cm diep, bijv. ploegen of roterend spitten): winter- en zomertarwe, winter- en zomergerst, koolzaad, zonnebloem, maïs, suikerbiet, erwten, bonen, sojaboon, raaigras en mosterd (groenbemes- ter).” In aanvulling hierop wordt op het etiket in de aanbevelingen de teelt van aardappelen vermeld, wat mogelijk is na minimaal 20 cm diep ploegen. Voor een vanggewas wordt ook een intensieve grondbewerking voorgesteld. Mocht dit niet goed mogelijk zijn, dan is rogge als vanggewas de meest veilige keuze. Zonder volledig te zijn wordt vanwege de mogelijke nawerking van Conviso One de teelt van bloembollen en uien het volgende jaar niet geadviseerd.

Resistentie onkruiden

Aangezien bij het gebruik van ALS-herbiciden een verhoogd risico is op resistentie van onkruiden, is preventie van resistentieontwikkeling belangrijk. In Nederland kan resistentie tegen ALS- herbiciden voorkomen bij met name duist, raaigras en kamille. In de omliggende landen wordt bij meer onkruiden ALS-resistentie gevonden, met name de onkruiden duist, raaigras, windhalm, kamille, muur en klaproos. Dit toont aan dat Conviso One op een verstandige manier moet worden ingezet met het oog op resistentiemanage- ment. Effectieve maatregelen tegen resis- tentie van onkruiden in het bouwplan zijn onder andere het afwisselen of mengen van herbiciden van verschillende chemische groepen, adviesdosering niet verlagen, gewasrotatie, concurrerende gewassen en mechanisch wieden daar waar mogelijk.

Afbeelding met grond, buitenshuis, kruid, aarde Automatisch gegenereerde beschrijving

Figuur 40 Resistente duist niet gevoelig voor Conviso One.

GEÏNTEGREERDE ONKRUIDBEHEERSING

Geïntegreerde onkruidbeheersing koppelt de voordelen van chemische en mechanische onkruidbestrijding. Hierbij wordt de eerste kiemgolf van het onkruid chemisch bestreden en de resterende onkruiden mechanisch.

Voor het welslagen van mechanische onkruidbestrijding is het van belang dat het zaaibed vlak en aangedrukt is, zodat diepe bandensporen en onderdekken van kleine bietenplanten met grond wordt beperkt. Bij voorkeur moet de trekker bij eggen en schoffelen het spoor van zaaien gebruiken. GPS en/of camera-gestuurde schoffelmachi- nes kunnen vanaf het tweebladstadium van de bieten worden ingezet. Inzet van een wiedeg kan vanaf het vierbladstadium door voorzichtig volvelds te eggen. Het onkruid moet hiervoor net niet boven komen, in ieder geval niet groter dan het kiembladstadium. Een andere methode is schoffelen tussen de rijen van de bieten. Het schoffelen kan in één werkgang worden gecombineerd met een rijenbespuiting. Bespuit bij rijenbespuiting een strook van 17 tot 20 cm breed. Bij een strookbreedte van 17 cm moet de dosering 33-40% en bij een strookbreedte van 20 cm 40-50% van de volveldsdosering zijn, waarbij het percentage van de dosering afhankelijk is van de spuittechniek. Vanaf het vier- tot zesbladstadium kan er geschoffeld worden in combinatie met vingerwieders in de rijen. Hiermee kan een rijenbespuiting worden uitgespaard. Het schoffelen kan doorgaan totdat het gewas gesloten is. De effectiviteit van mechanische onkruidbestrijding wordt bepaald door het aantal bewerkingen en de omstandigheden van de grond, het onkruid en de bieten. Een meerwassige opkomst en een stuifdek gerst beperken in een vroeg stadium de mogelijk- heden van mechanische onkruidbestrijding doordat er bietenplantjes onder de grond komen en/of het stuifdek gerst wordt vernietigd. Verder werkt één enkele mecha- nische bewerking doorgaans onvoldoende of negatief. Dit kan juist leiden tot veel nakie- mers doordat er onkruidzaad in betere kiemomstandigheden is gebracht. Dit wordt voorkomen door de mechanische onkruidbe- strijding meerdere keren te herhalen totdat het bietengewas gesloten is. Van belang is dat dit gebeurt als het onkruid klein is en onder voldoende droge omstandigheden om verplanten te voorkomen.

Vlak voor sluiting van het gewas kunt u door een schoffel- of aanaardbewerking onkruiden bestrijden die ontsnapt zijn bij de chemische en/of mechanische bestrijding. Aard de bieten niet zwaar aan. Dit bemoeilijkt een goede ontbladering bij de oogst. Op rhizocto- nia-gevoelige gronden kan zwaar aanaarden bovendien de besmetting met rhizoctonia bevorderen.

Afbeelding met landbouwwerktuig, tractor, buitenshuis, hemel Automatisch gegenereerde beschrijving

Figuur 41 Wiedeggen in suikerbieten.

Afbeelding met buitenshuis, gras, tractor, hemel Automatisch gegenereerde beschrijving

Figuur 42 Schoffelen in combinatie met rijenspuit.

Afbeelding met buitenshuis, Aardplant, grond, gras Automatisch gegenereerde beschrijving

Figuur 43 Alert op nakiemers.

Mogelijk ook interessant