8.3 Oogst wat gegroeid is

Versie: oktober 2022

Perfect rooiwerk komt pas echt tot stand bij een goed samenspel tussen teler, loonwerker en de chauffeur op de rooier. De kunst is alle gegroeide suiker te oogsten en na een goede bewaring af te leveren voor uitbetaling.

Uit het SUSY-project van het IRS blijkt dat de verschillen in rooiwerk enorm zijn. Gemiddeld ging 2,9 ton biet per hectare verloren bij de oogst. De totale bietverliezen (te diep koppen, puntbreuk, verlies hele bieten) varieerde enorm, van 0,5 tot 9,1 ton biet per hectare. Een verschil dat overeenkomt met 1,3 ton suiker per hectare. Zonde dat zoveel gegroeide suiker en dus geld verloren gaat in het veld. Het maximale verschil betekent € 410 per hectare. Het viel op dat er nauwelijks verschil was tussen de jaren en tussen grondsoorten. In tabel 8.3.1 zijn de resultaten verder uitgesplitst.

Tabel 8.3.1 Oogstverliezen, gemeten op 150 percelen (SUSY-project, 2006/2008). De waarden zijn de gemiddelden met tussen haakjes de uitersten. Financieel verlies berekend met een bietenprijs van €45 per ton.

gebied bietverlies door te diep koppen
(t/ha)
puntbreuk
(t/ha)
verlies aan hele bieten
(t/ha)
totaal bietverlies
(t/ha)
totaal financieel

verlies
(€/ha)

zand en dal 0,7 (0,0-2,1) 1,4 (0,1-3,6) 0,4 (0,0-2,0) 2,6 (0,5-6,0) 113 (23-270)
klei en löss 0,7 (0,0-2,4) 1,9 (0,1-5,0) 0,6 (0,0-4,6) 3,2 (0,8-9,1) 144 (36-410)
Nederland 0,7 (0,0-2,4) 1,7 (0,1-5,0) 0,6 (0,0-4,6) 2,9 (0,5-9,1) 131 (23-410)

8.3.1 Aandachtspunten tijdens het rooien

8.3.1.1 Verliezen door te diep koppen beperken

Aangezien de gehele kop van de biet geleverd mag worden, is het aangewezen om niet dieper te koppen dan noodzakelijk. Het motto is dan ook: ‘Hele biet, géén groen’. De uitdaging is om al het blad te verwijderen, zonder dat er te diep gekopt wordt. Het advies is om de suikerbieten zo te ontblade­ren dat maximaal 5% van de bieten bladsteelresten langer dan 2 centimeter hebben en maximaal 5% te diep gekopt is (figuur 8.3.1).

Bij 1 cm te diep koppen gaat 6% van de netto biet verloren, bij 2 cm is dat al 15%. Kopdemoˈs van de laatste 10 jaar en ook de internationale oogstdemonstraties Beet Europe (2010, 2012) toonden overduidelijk dat bietverlies door te diep koppen snel kan oplopen tot tientallen euroˈs per hectare en met gerichte aandacht te beperken is tot enkele euroˈs per hectare. De sleutel ligt in controleren en aanpassen van het kopwerk tijdens het rooien. Rooimachines met poetserontbladeraars zijn over het algemeen in het voordeel bij het beperken van kopverliezen in vergelijking met scalpeurs. Meer over het verschil tussen kopsystemen in paragraaf 8.2.2.

Verlies door te diep koppen is in te schatten met tabel 8.3.2.

Tabel 8.3.2 Bietverlies door te diep koppen.

percentage extreem diep gekopte bieten
(vaatbundels zichtbaar, rechtse foto in figuur 8.3.1)
(%)
bietverlies
(t/ha)
3 0,5
5 1
10 2
15 3
20 4

Figuur 8.3.1 Bij goed koppen of ontbladeren zijn de bladresten verwijderd en de netto biet nog volledig in tact. Streef naar meer dan 90% goed gekopte bieten en houd het aandeel bieten met bladstelen en te diep gekopte bieten beneden 5%.

8.3.1.2 Goede scheiding biet en grond

Scheid bieten en grond zoveel mogelijk bij het lichten. Aandachtspunten zijn de afstelling van de rooischaren en de rooidiepte. Zowel rooimachines met rooischaren als -wielen zijn in staat om de bieten met de punt er nog aan te lichten (figuur 8.2.3 in paragraaf 8.2).

De rooidiepte is een compromis tussen grondtarra en puntbreuk:

  • grondtarra: rooi zo ondiep mogelijk;
  • puntbreuk: rooi zo diep als nodig.

De optimale rooidiepte is afhankelijk van de grondsoort en het vochtgehalte van de grond. Stel de rooidiepte in op ongeveer 6 cm bij minder gunstige omstandigheden. In lichtere gronden of op zwaar­dere gronden onder gemiddelde tot gunstige omstandigheden wordt een rooidiepte van ongeveer 8 cm aangeraden.

8.3.1.3 Puntbreuk beperken

Als de diameter van de puntbreuk kleiner is dan 2 cm, is het bietverlies verwaarloosbaar. Bij een groter breukvlak lopen de bietverliezen snel op: bij een diameter van 4 centimeter is er al 5% bietverlies en bij 8 centimeter is dit zelfs 23%. Daarbovenop komen dan nog de extra bewaarverliezen vanwege de grote breukvlakken. Puntbreuk is echter deels onvermijdbaar, aangezien de hoeveelheid puntbreuk vooral bepaald wordt door de conditie van de grond tijdens het rooien. Toch is aandacht voor beperken van puntbreuk belangrijk, zodat directe verliezen en extra bewaarverliezen door beschadigingen zo veel mogelijk worden beperkt.

Uit jaarlijkse rooichecks uitgevoerd door de agrarische dienst van Cosun Beet Company blijkt dat puntbreuk in veel gevallen de grootste verliespost is (zie tabel 8.3.1). De gevonden puntbreuk is vaak hoger dan nodig. De belangrijkste oorzaken zijn te intensief reinigen en te hoge toerentallen van de zonnen onder relatief gunstige omstandigheden (figuur 8.3.2). Dit kan beperkt worden door het toerental van de zonnen te verlagen en op elkaar af te stemmen, maar ook door ervoor te zorgen dat geleidingsrekken en varkensstaarten juist uitgelijnd staan, zodat de bieten in een vloeiende stroom door het reinigingstraject gaan. Het advies is om tijdens het rooien het optimum te vinden in verwijdering van grondtarra enerzijds en beperken van bietbeschadiging anderzijds. Te intensief reinigen om nog 1% extra grondtarra te verminderen levert per saldo een groter financieel verlies op, door extra puntbreuk en extra verliezen in de bewaring (figuur 8.3.3). Om het reinigingstraject nog bietvriendelijker te maken, kunnen geleidingsplaten worden gemonteerd (figuur 8.3.4). Deze dienen weer verwijderd worden als meer reinigingscapaciteit nodig is.

Ook kan onder droge omstandigheden op zwaardere gronden aanzienlijke puntbreuk optreden doordat punten tijdens het lichten te hoog in de grond afbreken. Een lagere rijsnelheid en dieper rooien zijn dan aangewezen acties.

Met gerichte aandacht is puntbreuk en bietbeschadiging fors te beperken. Verlies door puntbreuk is te schatten met tabel 8.3.3.

Tabel 8.3.3 Bietverlies door puntbreuk.

bieten met puntbreuk >2 cm diameter
(%)
bietverlies
(t/ha)
0-20 0,5
>20-40 1
>40-60 2
>60-80 3
>80-100 >4

6L_DSC_0419 (600 x 399)
6R_DSC_0434 (600 x 399)

Figuur 8.3.2 Boven: te veel puntbreuk en ˈsneeuwˈ door een te hoog toerental van de zonnen.
Onder: hoge verliezen door puntbreuk. De grote wondvlakken en beschadigingen geven hierbij extra verliezen in de bewaring.

Figuur 8.3.3 Invloed van intensiteit van reinigen in de rooier op grondtarra, puntbreuk en bewaarverliezen (naar IRS, 2008; KBIVB, 2012/2013).

Figuur 8.3.4 Geleidingsplaten zorgen voor minder bietbeschadigingen en -verliezen in het reinigingstraject. Als de reinigingscapaciteit vervolgens te kort schiet, dienen de geleidingsplaten verwijderd te worden.

8.3.1.4 Verlies aan hele bieten voorkomen

Bij het insteken van een perceel, bij geren, in hoeken en in spuitsporen gaan er vaak enkele bieten verloren. Daarnaast gaan midden op het perceel incidenteel ook hele bieten verloren. Volgens de meting ging dit gemiddeld om 0,56 ton per hectare (tabel 8.3.1). Dat is landelijk meer dan 1.000 vrachtwagens per campagne! Er zijn verscheidene oorzaken gevonden: morsen van bieten bij het rijdend lossen, wegspringen bij de scharen, de aansluiting tussen scharen en zonnen, overlopen van de opvoerband en lekken in de machine door slijtage en breuk van spijlen. Gelukkig zijn de grootste lekken snel te vinden en te verhelpen. Een goede chauffeur vindt ook de laatste lekken tijdens het rooien.

8.3.1.5 Applicatie oogstverliezen

Met de applicatie ‘oogstverliezen’ kan met de categorieën ‘te diep koppen’, ‘puntbreuk’ en ‘verlies hele bieten’ de hoeveelheid bietverlies bij de oogst exact bepaald worden. De applicatie is bereikbaar op de IRS-website of de mobiele toepassing, te benaderen via onderstaande QR-code of via https://www.irs.nl/oogstverliezen:

8.3.1.6 Samenwerking teler en rooierchauffeur

Alleen door goed samenspel van teler, loonwerker en chauffeur is een topprestatie te leveren. De teler kan veel doen: een vlak zaaibed, een gelijkmatig plantbestand, voldoende ruime zaaiafstand (figuur 8.3.5) en een goed oogstmoment. De loonwerker zorgt voor een goede machine en een deskundige chauffeur. De chauffeur haalt het beste uit de rooier en oogst wat gegroeid is. Goed samenspel tussen teler en chauffeur levert meer rendement op dan een discussie over het laatste tientje van het rooitarief. Neem met de chauffeur de oogstkwaliteit door tijdens het rooien. Zeg er iets van als het goed is en natuurlijk ook als het beter kan. Door de geoogste biet te bekijken, kunt u snel achterhalen waar het in de rooier mis ging (figuur 8.3.6). De chauffeur kan daarmee direct de rooier aanpassen voor perfect rooiwerk (figuur 8.3.7). Met gerichte aandacht zijn de oogstverliezen te beperken.

IMG_4538

Figuur 8.3.5 Bij een te kleine afstand tussen de bieten is er onvoldoende ruimte en tijd voor het kopmes om goed kopwerk te leveren. De oorzaak ligt vaak in krapper zaaien dan 17 cm in de rij of zoals op de foto: een onregelmatig bestand door versleten zaaischijven.

P:\Dam\Kwaliteit rooiwerk-geen bladresten, geen kopverlies.jpg

Figuur 8.3.6 Beoordelen en verbeteren kwaliteit rooiwerk.

Figuur 8.3.7 Perfect geoogste biet. Schoon gerooid, bladresten verwijderd, geen bietverlies door te diep koppen en geen puntbreuk, nauwelijks beschadigd en daardoor goed bewaarbaar.

8.3.1.6 Rijsnelheid

De rijsnelheid bepaalt, gegeven de breedte van de machine, voor een groot gedeelte de capaciteit van de machine en daarmee de oogstkosten per hectare. Andere zaken die mede de capaciteit bepalen zijn de afmetingen van de percelen, de doorvoercapaciteit van de rooier (kan beperkend zijn bij zeer hoge opbrengsten) en de beschikbaarheid van voldoende transportmateriaal voor de afvoer van de bieten naar de hoop.

De rijsnelheid heeft een behoorlijke invloed op de kwaliteit van het geleverde werk. Elke bijkomende kilometer per uur veroorzaakt gemiddeld een stijging van 2-4 procentpunten grondtarra. Onder slechte omstandigheden is een rijsnelheid van maximaal 3 kilometer per uur het advies en onder gemiddelde tot zeer goede omstandigheden een snelheid van 4 tot maximaal 6 kilometer per uur. Sneller dan 6 kilometer per uur kan soms nog goed werk leveren op het gebied van rooien en reinigen, mits de grond goed verkruimelt. Echter, vaak verslechtert het koppen boven de 6 kilometer per uur, vooral bij gewassen met een grote variatie in kophoogte tussen de individuele bieten en op dalgronden, waar de bieten vaak vrij los in de grond staan.

8.3.2 Het optimale oogstmoment

Het juiste moment is de absolute nummer één als het gaat om het maximale resultaat bij de oogst. Rooien onder gunstige omstandigheden heeft een duidelijk tarraverlagend effect; op zwaardere gronden zelfs tot 10%. Benutten van gunstige rooiomstandigheden kan betekenen dat men enige groeidagen moet opofferen. Het advies is dan ook om de weersverwachting in de weken voor levering nauwlettend in de gaten te houden en tijdig een plan te maken om onder de meest gunstige omstandigheden te oogsten.

De financiële effecten van voorgaande zijn uit te rekenen. Als voorbeeld gaan we uit van een ge­was dat op 10 oktober of 10 november geleverd wordt (tabel 8.3.4). Er wordt ofwel tien dagen voor levering gerooid onder gunstige omstandigheden of op de dag van levering onder ongunstige omstandigheden. Om onder gunstige omstandigheden te rooien, worden bijgevolg tien groeidagen opgeofferd. Onder ongunstige omstandigheden stijgt het grondtarrapercentage van 5 naar 15%.

Tabel 8.3.4 Netto-opbrengst, extra groei, extra verliezen, grondtarrapercentage, tarrabijdrage en financiële opbrengst op diverse oogsttijdstippen en -omstandigheden.

oogst-
tijdstip
omstandig-
heden
netto
wortel-
opbrengst
(t/ha)
suiker-gehalte
(%)
extra groei
door later
rooien*
(€/ha)
extra
bietverlies
bij later rooien*
(€/ha)
extra bewaar­verlies door eerder rooien*
(€/ha)
grond-
tarra
(%)
tarra-
bijdrage*
(€/ha)
financiële opbrengst*
(€/ha)
1 okt. gunstig 77,8 17,0 51 5 52 3.382
10 okt. ongunstig 79,0 17,2 150 78 15 177 3.380
1 nov. gunstig 81,6 17,5 33 5 55 3.750
10 nov. ongunstig 82,2 17,6 62 81 15 184 3.634

* Berekend bij € 45,- per ton bieten, tarrabijdrage 12,70 per ton. De groei is berekend met SUMO en de campagnegegevens van 2015/2019. Extra bietverlies door intensiever reinigen onder ongunstige omstandigheden is geschat op 1,7 ton per hectare. Suikerverlies in bewaring in oktober is 250 gram suiker per ton per dag, in november 150 gram suiker per ton per dag.

Uit dit voorbeeld blijkt dat de financiële opbrengst bij rooien op 1 oktober onder gunstige omstandigheden en tien dagen bewaren gelijk is aan die van rooien op 10 oktober onder ongunstige omstandigheden. Dit is exclusief schade aan de grond. In dit voorbeeld stijgt het tarrapercentage van 5 naar 15.

Rooien op 1 november onder gunstige omstandigheden en tien dagen bewaren levert een bedrag van € 116 per hectare meer op ten opzichte van rooien op 10 november onder ongunstige omstandigheden. Voor hogere machine en arbeidskosten en schade voor volgteelt(en) is in dit voorbeeld nog geen bedrag verrekend.

8.3.2.1 Begin campagne

Aan het begin van de campagne groeien de bieten nog aanzienlijk. Houd dan de periode tussen rooien en levering kort. Bij slecht weer is het wachten tot de grond weer droog genoeg is vaak beter, op lichte grond kan een halve dag een wereld van verschil maken. Op zware grond is hiervoor al snel drie dagen nodig.

8.3.2.2 Laatlevering

Na half november is de extra groei van de bieten minimaal. U heeft dan twee afwegingen bij laatlevering: vroeg rooien onder gunstige omstandigheden én langer bewaren. Dit vereist bietvriendelijk reinigen tijdens het rooien; gezonde bieten met weinig puntbreuk zijn langer te bewaren; bij later rooien een moment van rooien kiezen voordat het te nat is of voor een vorstperiode aanbreekt.

In beide gevallen loont extra aandacht bij de planning en het bietvriendelijk rooien en reinigen van de bieten.

 

Contactpersoon

Jan-Kees Boonman
Cichoreiteelt / oogsttechniek / innovatieve proefveldtechnieken / precisielandbouw

Mogelijk ook interessant